5 Functie
5.1 Werkingsgebied
5.2 Wanneer welke functie gebruiken
FTXP20~35M5V1B9
Daikin kamerairconditioners
4D520466-7C – 2020.03
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en vochtgehaltewaarden
om een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
Bedrijfsstand
Koelen
(a)(b)
Verwarmen
(a)
Drogen
(a)
(a)
Een beveiliging kan het systeem stilleggen als de unit buiten het bedrijfsbereik wordt
gebruikt.
(b)
Condensatie en druppelend water kunnen voorkomen als de unit buiten het bedrijfsbereik
wordt gebruikt.
In de volgende tabel vindt u een overzicht van welke functie te gebruiken:
Functie
Basisfuncties
Bedrijfsstanden en
temperatuur
+
Uitblaasrichting
Luchtstroomsnelheid
Geavanceerde functies
Econo
Werkingsbereik
▪
Buitentemperatuur: –10~46°C droge bol
▪
Binnentemperatuur: 18~32°C droge bol
▪
Binnenvochtigheid: ≤80%
▪
Buitentemperatuur: –15~24°C droge bol
▪
Binnentemperatuur: 10~30°C droge bol
▪
Buitentemperatuur: –10~46°C droge bol
▪
Binnentemperatuur: 18~32°C droge bol
▪
Binnenvochtigheid: ≤80%
Het systeem starten/stoppen en de
temperatuur instellen:
▪
Een kamer verwarmen of koelen.
▪
Lucht in een kamer blazen zonder te
verwarmen of te koelen.
▪
De vochtigheidsgraad in een kamer verlagen.
▪
In de Automatische stand, automatisch een
gepaste
temperatuur
selecteren.
De uitblaasrichting regelen (draaien of vaste
stand).
De hoeveelheid in de kamer geblazen lucht
regelen.
Stiller werken.
Het systeem gebruiken wanneer u ook andere
grote stroomverbruikers gebruikt.
Energie besparen.
|
5
Functie
Taken
en
bedrijfsstand
Uitgebreide handleiding voor de gebruiker
17