∫ Opzetten van [
1
Breng het onderwerp naar de
AF-opsporingframe en druk op 4 om
het onderwerp te vergrendelen
•
De AF-opsporingframe zal continu scherp
stellen op de beweging van het onderwerp
wanneer het onderwerp eenmaal herkend
is.
•
AF-opsporing wordt uitgezet wanneer er
weer op 4 gedrukt wordt.
2
Maak de opname
Aantekening
•
Dynamische opspoorfunctie kan er niet in slagen te vergrendelen, het onderwerp verliezen in
AF-opsporing of ander onderwerp opsporen afhankelijk van de opnameomstandigheden zoals
die, die hieronder staan.
–
Wanneer het onderwerp te klein is
–
Wanneer de opnamelocatie te donker is
–
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
–
Wanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerp.
–
Wanneer er zich golfstoring voordoet
–
Wanneer u de zoom gebruikt
•
Als deze er niet in slaagt te vergrendelen, zal de AF-zone rood knipperen en verdwijnen. Druk
weer op 4.
•
AF-opsporing zal niet werken wanneer het onderwerp niet gespecificeerd is, het onderwerp
verloren is gegaan of er niet in geslaagd is opgespoord te worden. Het beeld zal in dat geval
gemaakt worden met [Ø] in [AF MODE].
•
[QUICK AF] zal niet werken tijdens AF-opsporing.
•
AF-opsporing kan niet geselecteerd worden wanneer [KLEUR EFFECT] ingesteld is.
•
Het is niet mogelijk om [
[SPELDENPRIK] of [ZANDSTRAAL] in scènefunctie of in de bewegend beeldfunctie.
•
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶]
Gevorderd (Opname van beelden)
] (AF-opsporing)
] in te stellen in [STERRENHEMEL], [VUURWERK],
Voor het
vergrendelen
- 95 -
Vergrendeld