9.0
MONTAGE VAN DE KOPPELINGSSCHAKELAAR (ZIE H 2)
Bij voertuigen met versnellingsbak moet de koppelingsschakelaar (B 5) worden ingebouwd.
De koppelingsschakelaar (B 5) bestaat uit een magneet en een Reed-contact-schakelaar. De
magneet wordt aan het koppelingspedaal geplakt en met kabelbanden bevestigd. De Reed-
contactschakelaar wordt aan het chassis of aan de aanslag voor de koppeling bevestigd.De
koppelingsschakelaar (B 5) wordt aangesloten zoals in het aansluitschema aangegeven (zie
F 1 en G 1).
10.0 MONTAGE VAN HET BEDIENINGSGEDEELTE (ZIE H 3)
Het bedieningsgedeelte ontvangt de bevelen van de bestuurder en draagt ze over aan de
microprocessor in de elektronicamodule. Het bedieningsgedeelte moet op een geschikte
plaats worden gemonteerd, om het de bestuurder ook in gevaarlijke situaties mogelijk te
maken, de controletoetsen correct te bedienen. Geschikte montageplaatsen zijn: op
het dashboard, op of in een console of aan de bekleding van de stuurkolom (zie H 3).
Voor de doorvoering van de aansluitkabel gebruikt u reeds beschikbare doorvoermogelijk-
heden of creëert u deze zelf, bijvoorbeeld in randen van de bekleding, ventilatieroosters of
dummy-schakelaars. Als geen doorvoeringen beschikbaar zijn, dan moet een gat van Ø 6 mm
worden geboord. Bepaal vooraf, of genoeg vrije ruimte voor het doorschieten van de boor
bestaat.
1. Kies een geschikte plaats (zie H 3) voor het bedieningsgedeelte (B 1) en reinig het
oppervlak.
2. Trek de beschermende folie eraf en plak het bedieningsgedeelte (B 1) op de door u
gekozen plaats vast.
3. Indien geen doorvoermogelijkheden voor de kabel van het bedieningsgedeelte aanwezig
zijn, boort u in de buurt van het bedieningsgedeelte (B 1) een passend gat.
4. Alle in de plaat gemaakte boorgaten afbramen en van roest beschermend middel
voorzien.
5. Alle scherpgekante doorvoeringen van een doorvoertule voorzien.
6. Schuif de kabel door het boorgat in het dashboard naar achteren.
7. Steek de aansluitkabel in de 4-polige connector. Let erop dat de kleuren van de kabels
met de kleuren van de kabels uit de contrastekker (zie I 1) overeenstemmen.
8. Steek de gemonteerde 4-polige connector van het bedieningsgedeelte op de 4-polige
contrastekker van de kabelset (B 3).
12