Bedieningshandleiding
Veiligheidssensor
5. Diagnosefuncties
5.1 Werkingsprincipe van de diagnose LEDs
De veiligheidsensor geeft zijn bedrijfstoestand en storingen weer via
driekleurige LEDs aan de zijkant van de sensor.
De volgende LED-aanduidingen gelden zowel voor
veiligheidssensoren met conventionele diagnose-uitgang als
voor deze met seriële diagnosefunctie.
De groene LED geeft aan dat de sensor bedrijfsklaar is.
De veiligheidssensor is niet bediend.
De gele LED geeft de schakeltoestand van de veiligheidsuitgangen weer.
Het knipperen kan gebruikt worden om afwijkingen in de afstand
tussen de sensor en de bediensleutel vroegtijdig te detecteren (bijv. De
installatie moet nagekeken worden, voordat de afstand groter wordt en
de veiligheidsuitgangen uitgeschakeld worden, waardoor de machine
stilgezet wordt.. Zodra een fout gedetecteerd wordt, gaat de rode LED
branden.
Impulscodes rode diagnose-LED
LED-aanduiding (rood)
1 impuls
2 impulsen
3 impulsen
4 impulsen
5 impulsen
Continu rood
Tabel 1: Voorbeelden voor de diagnosefunctie van de veiligheidssensor met conventionele diagnose-uitgang
Toestand van
LED
de sensor
groen
I.
Voedingsspanning
aan
II.
Bediensleutel
aan
aanwezig
III. Sensor bediend in
aan
hysteresebereik
IV. Foutwaarschuwing,
aan
sensor bediend
V.
Fout
aan
6
Foutoorzaak
Fout uitgang Y1
Fout uitgang Y2
Dwarssluiting Y1/Y2
Omgevingstemperatuur te hoog
Foutieve of defecte bediensleutel
Interne fout
Diagnose-
rood
geel
uitgang
uit
uit
0 V
uit
aan
24 V
uit
knippert
24 V
(1Hz)
cyclisch
knippert
aan
0 V
knippert
aan
0 V
5.2 Werking van de conventionele diagnose-uitgang
De kortsluitvaste diagnose-uitgang kan voor centrale visualisatie- of
besturingstaken gebruikt worden, bijvoorbeeld in een PLC.
De diagnose-uitgang meldt fouten voordat de veiligheidsuitgangen
uitgeschakeld worden en laat een gecontroleerde uitschakeling toe.
De diagnose-uitgang is geen veiligheidsrelevante uitgang!
De gesloten toestand van de deur, d.w.z. de sensor is door de
bediensleutel "bediend", wordt via een positief signaal weergegeven.
Als de sensor in het hysteresebereik van zijn schakelafstand werkt,
bijv. door het afzakken van de veiligheidsdeur, dan meldt de sensor
dit via een 1 Hz cyclisch signaal voordat de veiligheidsuitgangen
uitgeschakeld worden.
Net als de gele LED kan ook de diagnose-uitgang gebruikt worden om
afwijkingen in de afstand tussen sensor en bediensleutel te detecteren.
Een actieve fout leidt tot de uitschakeling van de diagnose-uitgang. De
veiligheidsuitgangen schakelen uit als de fout 30 minuten actief is.
Deze signaalcombinatie, diagnose-uitgang uitgeschakeld en
veiligheidsuitgangen nog altijd ingeschakeld, kan gebruikt worden om
de machine op een gecontroleerde manier te stoppen.
Fout
Fouten die de veilige werking van de sensor niet onmiddellijk in
gevaar brengen (bijvoorbeeld te hoge omgevingstemperatuur, externe
potentiaal aan de veiligheidsuitgang, dwarssluiting) leiden tot een
vertraagde uitschakeling.
Na het elimineren van de fout wordt de foutmelding gereset door het
openen en opnieuw sluiten van de bijbehorende veiligheidsdeur. De
veiligheidsuitgangen worden ingeschakeld en geven de installatie
opnieuw vrij.
Foutwaarschuwing
De veiligheidsuitgangen schakelen uit als de fout 30 minuten actief
is. Deze signaalcombinatie, diagnose-uitgang uitgeschakeld en
veiligheidsuitgangen nog altijd ingeschakeld, kan gebruikt worden om
de machine op een gecontroleerde manier te stoppen.
Veiligheids-
Opmerking
uuitgang Y1, Y2
0 V
Spanning aanwezig, geen evaluatie van de kwaliteit
van de spanning
24 V
De gele LED signaleert altijd de aanwezigheid van
een bediensleutel in het detectiebereik
24 V
De sensor moet bijgesteld worden, voordat de afstand
groter wordt en de veiligheidsuitgangen uitgeschakeld
worden, waardoor de machine stilgezet wordt.
24 V
Na 30 minuten als de fout niet verholpen wordt
0 V
Zie tabel met impulscodes
NL
CSS 34