Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Trotec BB20 Bedieningshandleiding pagina 8

Laagdiktemeetapparaat
Verberg thumbnails Zie ook voor BB20:
Inhoudsopgave

Advertenties

Info
Houd er graag rekening mee dat het gaat om een
nauwkeurig meetapparaat, waarmee al laagdikten
binnen een bereik van enkele micrometers kunnen
worden gemeten (1 µm komt overeen met één
duizendste millimeter).
De oppervlaktegesteldheid van de meeste
meetobjecten is nooit absoluut vlak en gelijkmatig, ook
al ziet het er voor het menselijk oog zo uit. Bekeken
onder de microscoop lijkt zelfs het gladste oppervlak
op een berglandschap. Al de kleinste krassen,
gietgallen of zelfs verontreinigingen kunnen daarom
een negatief effect hebben op het te verwachten
meetresultaat, omdat ze door het meetapparaat meer
of minder duidelijk worden "meegemeten". Dit
beïnvloed de nauwkeurigheid van het apparaat zelf
niet. Niet verwachte meetafwijkingen van enkele
micrometers, zelfs na een kalibratie, moeten echter in
samenhang hiermee worden gezien.
Behandel daarom de meegeleverde kalibratie-
accessoires zo voorzichtig mogelijk, om krassen en
verontreinigingen op de oppervlakken hiervan zoveel
mogelijk te voorkomen.
Nulpuntkalibratie
ü U heeft een monster zonder afwerklaag nodig.
1. Plaats de sensor op een niet afgewerkt monster. Het
kalibratiemonster moet voor wat betreft materiaal, vorm en
oppervlaktegesteldheid identiek zijn aan het
productmonster.
ð Op het display verschijnt de volgende melding:
<x.x μm>
2. Verwijder de sensor weer en houd deze minimaal 10 cm
verwijderd van het monster.
3. De toets nul (4) ca. 2 s ingedrukt houden.
ð Op het display verschijnt het volgende resultaat:
<0.0 μm>
CAL1
ZeroY
ð De kalibratie is beëindigd.
8
Eenpunts-kalibratie
Deze kalibratie is geschikt voor zeer nauwkeurige metingen,
bijv. bij dunne afwerklagen.
ü U heeft een kalibratiefolie, een afgewerkt en een niet
afgewerkt monster nodig.
1. Activeer de kalibratiemodus, zoals eerder beschreven.
2. Een nulpuntkalibratie uitvoeren.
3. Plaats de kalibratiefolie op een niet afgewerkt monster.
4. De sensor plaatsen.
ð De meting vindt plaats.
5. De sensor weer verwijderen.
6. De benodigde foliedikte instellen met de toets omlaag/
rechts (3) of de toets omhoog/links (8). De foliedikte moet
ongeveer net zo dik zijn als de geschatte laagdikte.
7. Herhaal deze stap meerdere keren.
8. Daarna de meting uitvoeren bij een afgewerkt monster.
9. Druk op de toets nul (4), voor het overnemen van de
actuele kalibratie.
10. Druk op de toets blauw (2), om de actuele kalibratie te
verlaten.
Tweepunts-kalibratie
Deze kalibratie is zeer geschikt voor metingen op ruwe
oppervlakken of voor zeer nauwkeurige metingen.
ü U heeft folie met twee verschillende dikten nodig. De dikste
folie moet ca. 1,5 keer zo dik zijn als de dunnere.
1. Eerst een nulpuntkalibratie uitvoeren.
2. Een eenpunts-kalibratie uitvoeren met de eerste folie.
3. Herhaal deze stap met de tweede folie.
4. Plaats de sensor op de afwerklaag die moet worden
gemeten. Na een korte toon kunt u de sensor weer
verwijderen.
ð De meetwaarde verschijnt op het display.
Kalibratie bij gestraalde oppervlakken
Laagdiktemetingen zijn bij gestraalde oppervlakken meestal te
hoog. De gemiddelde dikte kan als volgt worden bepaald:
Methode A
1. De stappen voor de eenpunts- en tweepunts-kalibratie
uitvoeren zoals beschreven. Gebruik een glad monster met
dezelfde oppervlaktekromming en hetzelfde
ondergrondmateriaal als het latere meetobject.
2. Ca. 10 metingen uitvoeren bij het niet afgewerkte monster,
voor het bepalen van de gemiddelde waarde Xo.
3. Daarna nog ca. 10 metingen uitvoeren bij het afgewerkte
monster, voor het bepalen van de gemiddelde waarde Xm.
ð Het verschil tussen beide gemiddelde waarden geeft de
gemiddelde laagdikte Xeff. Houd rekening met de
standaardafwijking van de beide waarden Xm en Xo:
Xeff = (Xm - Xo) ± S
laagdiktemeetapparaat BB20
NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave