2.6 Montage van de temperatuursensor (sensor ingeblazen lucht)
De temperatuurvoeleremperatuursensor van de ingeblazen lucht wordt geleverd, aangesloten op het klemmenblok, de aansluitklemmen M16-M17.
Deze moet in de blaasleiding zijn geplaatst. De sensor moet door de kabelwartel van het klemmenblok lopen om een waterdichtheidsklasse van IP54
te garanderen.
Belangrijk: Wanneer het systeem koude of warme batterijen bevat, moet de sensor met een minimale afstand van 1,5 meter stroomafwaarts van deze
warmte-elementen worden geplaatst om de homogeniteit van de ruimtetemperatuur te garanderen.
In het leidingstelsel loopt de sensor door een kabelwartel PG 9, wat de waterdichtheid van de leiding garandeert.
Deze wordt in stand gehouden langs een metalen stangetje.
2.7 Montage van de opties / accessoires
De 2 zijkanten zijn uitgerust met M8-invoegingen op iedere hoek van het openingsframe zodat externe accessoires geïnstalleerd kunnen worden
(transformatie-onderdelen - luchtkleppen - afdaken).
Luchtkleppen
2.7.1 Transformatie-onderdelen aansluiten
Voorzie van M8-schroeven en een zelfklevende schuimrubberpakking van het type EPDM voor de installatie van de transformatie-onderdelen op de
centrale. Plaats de pakking op de beugel van het transformatie-onderdeel om de waterdichtheid van de structuur te garanderen. Vervolgens schroeft u
elk transformatie-onderdeel in de invoegingen van het frame. Om ronde kokers aan te sluiten moeten deze worden voorzien van een rubberen O-ring.
Zie de diameters per machine in paragraaf 3.3.
Isoleer de leidingen en fittingen in overeenstemming met de geldende normen en regelingen.
2.7.2 Bevestiging van de afdaken
De afdaken worden geleverd met M8-schroeven en een zelfklevende pakking met een doorsnede van 5x10 mm in EPDM.
Plak de pakking op de beugel van het afdak om de waterdichtheid van de structuur te garanderen.
De afdaken maken het mogelijk te beschermen tegen binnendringing van regenwater in de Centrale. Deze kunnen op het openingsframe worden
bevestigd, op een register, of op een rechthoekige koker.
Let op: Om recirculatie van afvoerlucht te vermijden naar de verse lucht, zorgt u voor een afstand van minimaal 4 m tussen de luchtinlaat en -uitlaat
(zie voor woningbouw de DTU 68-3 onderdeel 1-1-4). Voor tertiaire gebouwen verplicht de RSDT dat 'Lucht die uit ruimten wordt afgezogen tenminste
acht meter van alle ramen of van invoer van verse lucht moet worden afgevoerd'.
Voor de afmetingen van de afdaken raadpleegt u paragraaf 3.2.2
8
Afdak tegen de regen
Transformatie-
onderdelen