28
5.2.6
INSTELLINGEN OPSLAAN
Om uw werk te vergemakkelijken, kunt u maximaal drie verschillende instellingen van toerental,
draairichting en afzuigvermogen opslaan. Met de toetsen [M1], [M2] en [M3] slaat u de
gewenste instellingen op en roept u ze op.
Stel met de draairegelaar een gewenst toerental in. Kies rechts- of linksdraaiend. Kies de
afzuigsterkte. Druk de overeenkomstige toets [M1], [M2] of [M3] ca. twee seconden lang in.
Op het display verschijnt "Instelling opgeslagen".
Door kort indrukken van [M1], [M2] of [M3] wordt de onder deze toets opgeslagen instelling
opgeroepen.
Het omschakelen van de instellingen is tijdens het gebruik te allen tijde moge-
lijk.
Het ingestelde toerental mag niet hoger zijn dan het toegestane maximumtoe-
rental van uw gereedschap.
M1
M2
M3
5.3
GEREEDSCHAP WISSELEN
Motor op het handgedeelte uitschakelen
-
- Gereedschap uit het handgedeelte trekken.
- Ander gereedschap in de opening van het handgedeelte steken.
Het gereedschap mag alleen met uitgeschakelde motor van het handgedeelte
worden gewisseld. De schacht van het gereedschap moet er helemaal inge-
stoken worden!
5.4
ERGONOMISCHE HANDGREPEN VAN HET HANDGEDEELTE
5.4.1
PENHOUDERHOUDING
In de penhouding kunnen fi jne werkzaamheden
ergonomisch en precies worden uitgevoerd.
29