3
Opnamepictogram. Als u een foto wilt maken, druk u hierop.
4
Flitsermodus. Als u de instellingen wilt wijzigen, drukt u hierop.
5
Opname-instellingen. Als u de instellingen wilt wijzigen, drukt u hierop.
6
Symbool voor batterijniveau
7
Symbool voor afbeeldingsresolutie.
8
Afbeeldingteller (het geschatte aantal foto's dat u kunt maken met de
ingestelde afbeeldingskwaliteit en het geschikte geheugen)
9
Gebruikte geheugen. Afhankelijk van de instelling van het apparaat beschikt u
over de volgende opties: apparaatgeheugen ( ) of geheugenkaart (
10 Symbool voor GPS-signaal
Opname-instellingen
Als u de opname-instellingen wilt openen voordat u een foto maakt of een videoclip
opneemt, selecteert u
De weergave met opname-instellingen bevat snelkoppelingen naar verschillende
items en instellingen, voordat u een foto maakt of een videoclip opneemt.
Wanneer u de camera sluit, worden de standaard opname-instellingen weer actief.
Selecteer een van de volgende opties:
Hiermee selecteert u de scène.
of
Hiermee schakelt u tussen video- en afbeeldingsmodus.
of
Hiermee toont of verbergt u het raster in de zoeker (alleen voor foto's).
Hiermee activeert u de zelfontspanner (alleen voor foto's).
Hiermee activeert u de reeksmodus (alleen voor foto's).
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Menu
Toepassngn
>
Camera
en
>
Camera 103
).
.