Lampjes
De lampjes op de achterkant van de camera
in de volgende situaties.
Positie
Kleuren
Groen
Bovenste
lampje
Oranje
Onderste
Geel
lampje
Wanneer het indicatielampje groen brandt, worden gegevens opgenomen,
gelezen of gewist, of worden verschillende gegevens overgebracht.
Schakel de camera niet uit en open het klepje van de geheugenkaartsleuf/
batterijhouder niet, schud of stoot de camera niet. Deze handelingen
kunnen de beeldgegevens beschadigen, of een defect aan de camera
of geheugenkaart veroorzaken.
Spaarstandfunctie (Automatisch Uit)
De camera schakelt zichzelf automatisch uit wanneer deze een bepaalde
tijd niet wordt gebruikt om de batterij te sparen.
Spaarstandopnamemodus
Wanneer de camera ongeveer één minuut niet wordt gebruikt, wordt
het scherm uitgeschakeld. Na ongeveer nog drie minuten wordt de lens
ingetrokken en de voeding uitgeschakeld.
Wanneer het scherm is uitgeschakeld, maar de lens nog niet is ingetrokken,
kunt u de sluiterknop halverwege
schakelen en door te gaan met fotograferen.
Spaarstandafspeelmodus
Nadat de camera ongeveer vijf minuten niet is gebruikt, wordt de voeding
uitgeschakeld.
•
U kunt de energiebesparingsfunctie uitschakelen
•
U kunt de tijd instellen voordat het scherm wordt uitgeschakeld
42
Status
Opnamevoorbereiding gereed
Brandt
aangesloten op een computer/wanneer het scherm
uit is
Camera start/beeld wordt vastgelegd, gelezen, gewist
Knippert
of overgebracht (wanneer de camera op een computer
is aangesloten)
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan)
Waarschuwing dat de camera beweegt, flitser wordt
Knippert
opgeladen
Brandt Opname in modus Macro/modus AF lock
Knippert Wanneer de camera niet kan scherpstellen
(p. 21)
(p. 41)
branden of knipperen
Werkstatus
(p. 59)
indrukken om het scherm in te
(p.
22)/indien
(p. 22)
(p. 23)
(p.
118).
(p.
119).