4.3.1 Testspanningen
Tijdens de meting van de isolatieweerstand wordt aan het testobject een testpanning U
aangelegd die telkens tussen de nominale spanning U
vrijloopspanning U
ligt.
O
4.4 Laagohm- meting (VDE 0413 deel 4 / EN 61 557 deel 4)
Let op!
Weerstandsmetingen mogen alleen aan spanningsloze meetobjecten uitgevoerd worden,
omdat ongewenste spanningen het meetresultaat vervalsen.
Handel hiertoe als volgt:
•
Controleer, zoals onder paragraaf 4.2. beschreven, dat het testobject spanningsloos
is.
•
Zet de draaiknop op Ω.
•
Maak met het testobject contact via de meetpunten (1) (pluspool van de constante
stroombron 200 mA) en (8) (minpool van de constante stroombron).
•
De meting wordt uitgevoerd zolang de wipschakelaar ingedrukt wordt op positie Ω.
Let op de LED.
Lees de gemeten waarde af via de schaal 0 tot 4 Ω. Om halfgeleidertrajecten uit te
sluiten bevelen wij aan om een tweede meting met omgeruilde polariteit uit te voeren.
•
Beëindig de meting door de wipschakelaar los te laten.
•
Verwijder de meetpennen van het testobject.
, ingesteld via de draaiknop (3), en de
N
9