Garenspanning
1
2
3
A
B
Interne garenterugvoer
Bovendraadspanning (A)
De normale bovendraadspanning is: "AUTO"
De bovendraadspanning kan hoger worden
ingesteld door de knop op het naasthogere
nummer te draaien.
De bovendraadspanning kan lager worden
ingesteld door de knop op het naastlagere
nummer te draaien.
1. Normale bovendraadspanning
2. Bovendraadspanning onvoldoende
3. Bovendraadspanning te groot
Opmerking:
De bovenste draadspanning moet bij het
naaien van lichtgewicht stoffen, zoals zijde
en jersey enz. worden ingesteld op 2-3.
Onderdraadspanning (B)
Nb:
De onderdraadspanning is correct
ingesteld tijdens de productie, zodat er
geen wijziging nodig is.
U kunt de onderdraadspanning testen door
de spoelhouder en de spoel uit het spoelhuis
te nemen en deze aan het garen vast te
houden. Beweeg ze een of tweemaal heen
en weer. Wanneer de spoelspanning goed is,
moet er 3 à 5 cm garen uit de spoel komen.
Bij te grote spoelspanning komt er in het
geheel geen garen uit. Bij te weinig
spoelspanning zal er veel meer garen uit de
spoel komen. De spoelspanning kan worden
nagesteld met de kleine schroef in de zijkant
van de spoelhouder.
Neem de bovendraad in de linkerhand.
Draai de naald met het handwiel (21) in de
hoogste stand.
Trek de onderdraad met de bovendraad uit
de opening in de naaldplaat. Trek beide
draden onder de naaivoet door naar achteren.
Voorbereiding
NL / BE
15