De afsluiter spanningsvrij
inbouwen (de behuizing mag bij
het vastflenzen met doorgaande
schroeven niet spannen).
De tegenflenzen van de
pijpleiding moeten parallel en op
één lijn met de afsluiter liggen.
De tegenflenzen van de
pijpleiding mogen niet verplaatst
aangebracht worden.
LET OP
GEVAAR
26/87
Montage / ontmanteling
4.1.2
Inbouw tussen flenzen
Ga na of de af te dichten oppervlakken onbeschadigd en schoon zijn.
4.1.3
Inbouw als eindarmatuur
Materiële schade
• Bij het gebruik als eindafsluiter is aan de uitgangszijde een
tegenflens noodzakelijk.
Verwondingsgevaar door bekneld raken en doordat het medium
ongecontroleerd uittreedt.
• De gevarenzone (afsluitelement / uitstromend medium) dient door
de exploitant van een geschikte beveiligingsinrichting voorzien te
worden.
4.1.4
Aandraaimomenten
Voor schroeven met behulp waarvan de afsluiter ingebouwd wordt.
De onderstaand vermelde waarden gelden alleen als richtwaarden
voor niet gesmeerde schroefverbindingen van materiaal met een
treksterkte van 700 MPa. Extra smering van de schroefdraad wijzigt
het wrijvingsgetal en leidt tot niet onbestemde aanhaalverhoudingen.
Gebruikers- en montagehandleiding
NL Version 2.2.4