22/87
Montage / ontmanteling
4
Montage / ontmanteling
4.1
Inbouwvoorschrift
Vóór de inbouw moeten de transportbeveiligingen (beschermdoppen)
verwijderd worden. De afsluiter wordt met schroeven van leidingflens
naar leidingflens alsmede met schroeven in de draadgaten van de
behuizing in de buisleiding gemonteerd - met inachtneming van de
productspecifieke specificaties, conform 4.1.2 - 4.1.6.6.
Vanaf een nominale breedte van DN300 moeten geautomatiseerde
aandrijvingen extra worden ondersteund als de montagepositie van de
afsluiter meer dan 30° van de loodlijn afwijkt.
Trillingen dienen vermeden te worden. Bij niet vermijdbare trillingen
moet de aandrijving van de afsluiter altijd extra worden ondersteund.
Schroefverbindingen kunnen door trillingen losraken, ondanks
schroefborging!
Bij afsluiters vanaf DN800 is het bovendien dringend noodzakelijk dat
de afsluiter bij de montage aan de hiervoor bedoelde boorgaten met
geschikt bevestigingsmateriaal wordt bevestigd.
De posities van de bevestigingsboringen vindt u in het bijbehorende
maatblad.
Gebruikers- en montagehandleiding
NL Version 2.2.4