5. Papier en toner bijvullen
7.
Wijzig indien nodig de instellingen voor het aangepaste papier (zoals naam, formaat en
type papier).
Als u de instellingen voor [Papiergewicht], [Papiertype], [Type gecoat papier], [Papierkleur],
[Voorgeperforeerd of niet] of [Structuur of niet] wijzigt en op [OK] drukt, verschijnt er een bericht
waarin staat dat [Geav. inst.] gestart wordt. Om de wijzigingen voor die instelligen toe te passen,
selecteert u [Wijzigen]. Als u de wijzigingen wilt annuleren, drukt u op [Niet wijzigen].
8.
Druk op [OK].
9.
Druk op [Afsluit.].
10.
Druk op de knop [Papierinstelling].
U kunt het scherm [Lade Papierinstellingen] ook sluiten door op [Afsluiten] te drukken.
• Voor meer informatie over de instellingen van aangepast papier, zie Papierinstellingen.
• Neem voor meer informatie over [Geav. inst.] contact op met uw apparaatbeheerder.
94