Onderhoud en verzorging
Brandstoffilter vervangen
1. Brandstoffilter
Afstelling van de carburateur
Tijdens het afstellen van de carburateur kan het maaiaccessoire in beweging komen. Let op dat u niet gewond raakt.
Bij het starten moet de stelschroef voor het stationair toerental (T) zodanig zijn afgesteld dat het maaiaccessoire niet
gaat roteren. Neem bij problemen met de carburateur contact op met uw dealer.
H: Afsteller hoogtoerentalmengsel
L: Afsteller laagtoerentalmengsel
T: Stationair toerental afstellen
2. Brandstofleiding
WAARSCHUWING
Verwijder het brandstoffilter via de vulopening van de brands-
toftank met behulp van een stuk staaldraad of iets dergelijks.
Trek het oude filter uit de brandstofleiding.
Installeer een nieuw brandstoffilter.
OPMERKING
Vervang het filter als dit overmatig vuil is of niet meer goed
past.
LET OP!
Elke machine wordt in de fabriek getest en de carburateur is in-
gesteld volgens de emissierichtlijnen. Bovendien is de carbura-
teur
uitgerust
met
(Lagesnelheidsnaald) naaldafstellingsbeperkers die er voor zor-
gen dat de naald niet buiten de acceptabele limieten ingesteld
wordt.
1.
Voordat u de carburateur schoonmaakt, vervang de luchtfil-
ter en demper.
2.
Start de motor en laat deze enkele minuten draaien om de
bedrijfstemperatuur te bereiken. Gebruik de choke twee
keer kort tijdens het opwarmen om eventuele lucht uit het
brandstofsysteem te verwijderen.
3.
Zet de motor af. Draai de ´H´ snelheidsnaald linksom om te
stoppen. Draai de ´L´ snelheidsnaald naar het midden tus-
sen de volledige rechtsom en linksom stop in.
4.
Afstellen stationair toerental: . Start de motor, draai de stel-
knop van het stationair toerental rechtsom totdat het wiel be-
gint te bewegen. Draai vervolgens de knop linksom uit totdat
het wiel niet meer beweegt. Draai de knop nog een extra
kwartslag linksom uit.
5.
Geef gedurende 2 tot 3 seconden volgas om eventueel over-
matige brandstof uit de motor te verwijderen en breng de
snelheid vervolgens terug naar het stationaire toerental.
Geef volgas om te controleren of de overgang van stationair
toerental naar een hoge snelheid verloopt. Indien de motor
hapert, draai de ´L´ naald 1/8e linksom en herhaal het volgas
geven. Blijf dit aanpassen totdat de motor soepel versneld.
6.
Controleer de stationaire snelheid en pas deze indien nodig
aan zoals beschreven bij punt 4. Indien er een toerentalme-
ter aanwezig is, moet de stationaire snelheid ingesteld
worden zoals vermeld in de bedieningshandleiding.
34
´H´
(Hogesnelheidsnaald)
en
´L´