6. Inbedrijfstelling, gebruik
6. Inbedrijfstelling, gebruik
Personeel: Vakpersoneel
Vóór de inbedrijfstelling van het instrument moet voldaan zijn aan de voorwaarden
van hoofdstuk 2.7 "Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik (X - Condities)".
6.1 Instrumenten met schroefdraad aansluiting
De algemene technische regels voor drukmeetinstrumenten zijn van toepassing
(bijv. NEN-EN 837-2 "Aanbevelingen voor keuze en inbouw van drukmeters").
Wanneer de instrumenten erin geschroefd worden, mag de kracht die voor het
afdichten nodig is niet via de behuizing worden aangewend, maar uitsluitend met
de hiervoor bedoelde sleutelmaat en met geschikt gereedschap.
Flensaansluiting
1) De schroefverbinding van de flens mag
niet worden geopend
Voor cilindrische schroefdraden moeten op het dichtvlak vlakke dichtingen,
dichtlenzen of WIKA-profieldichtingen worden ingezet. Bij conische schroefdraden
(ofwel NPT-schroefdraden), wordt er afgedicht in de schoefdraden met gebruik-
making van geschikt afdichtmateriaal (EN 837-2).
Het aanhaalmoment is afhankelijk van de gebruikte pakking. Om het meetin-
strument in een stand te brengen waarbij het zich het beste laat aflezen wordt
een aansluiting met LH-RH-stelmoer of -wartelmoer aanbevolen. Voor zover een
instrument een uitblaasvoorziening bezit, moet deze beschermd zijn tegen blokke-
ring door onderdelen van het apparaat of door vuil.
6.2 Instrumenten met open aansluitflens
De flensafdichting moet ontworpen zijn conform de geldende norm en geschikt
zijn voor het proces. Afhankelijk van de procesomstandigheden en de toegepaste
flensnorm moeten de vereiste bevestigingen (bijv. schroefdraadbouten, moeren)
worden gebruikt. Draai de schroefverbindingen diagonaal en stapsgewijs aan met
WIKA gebruikshandleiding drukmeetapparaat, type 4 volgens ATEX
1)
sleutelvlakken
Dichtvlak
Montage met
steeksleutel
Afdichting in het
schroefdraad
NL
17