9.2. Werksnelheid
De maximale werksnelheid van de machine is afhankelijk van de bodemcondities, werkdiepte,
tandwielkast instellingen en het gewenste resultaat.
De maximale werksnelheid is gelimiteerd tot 3 km/h (1.9 mph) Sneller is niet aanbevolen i.v.m.
overmatige slijtage en beschadigingen die kunnen ontstaan aan de machine.
Als harde objecten te verwachten zijn, moet de werksnelheid verlaagd worden.
9.3. Start/Stop procedure
De start procedure is ZEER belangrijk. Als deze procedure niet wordt uitgevoerd als hieronder is
beschreven, kunnen er serieuze beschadigingen aan de machine ontstaan.
De start procedure is als volgt:
1.
Controleer de machine goed op loszittende onderdelen en kijk of alle onderdelen goed
functioneren.
Indien er losse onderdelen zijn geconstateerd of onderdelen niet goed werken dan
dienen de problemen eerst verholpen te worden alvorens de machine te gebruiken.
2.
Rij naar de plek waar de bewerking moet plaatsvinden.
3.
Controleer of de ingestelde werkdiepte juist is
4.
Laat de machine tot net boven de grond zakken.
5.
Zet de tractor motortoerental op ca. 1200 omw/min.
6.
Schakel de PTO in.
7.
Verhoog het PTO toerental tot de maximaal toelaatbare waarde van 540RPM.
8.
Laat de machine tijdens stilstand, draaiend voorzichtig in de grond zakken.
9.
Schakel de tractor in de juiste versnelling en begin voorzichtig voorwaarts te rijden.
10.
Bewerk een stuk grond en beoordeel of de instellingen van de machine het gewenste resultaat
geven.
Stoppen geschiedt als volgt:
1. Stop de tractor met rijden
2. Verlaag het PTO toerental.
3. Ontkoppel de PTO en hef de machine uit de grond.
hef de machine alleen uit de grond op een zijwaarts vlak gedeelte om scalpen ven de grasmat
door uitzwenken van de machine te voorkomen
4. Ga naar de volgende plaats en begin opnieuw als beschreven.
16