7.1. Aankoppelen van de machine
Controleer de machine vóór het aankoppelen op de volgende punten:
-
Controleer of de machine niet beschadigd is en of het veilig is om de machine aan te koppelen
en te gebruiken.
-
Controleer op loszittende onderdelen en zet deze weer vast.
-
Controleer of alle veiligheidsstickers aanwezig zijn op de machine en deze onbeschadigd en
goed leesbaar zijn. Gebruik de machine nooit met beschadigde of niet goed leesbare stickers.
De machine dient op de volgende manier aan de tractor gekoppeld te worden: (Fig. 7)
1. Verwijder de 3-punts pennen (1) uit de machine.
2. Rij de tractor voorzichtig achteruit totdat de hefarmen (2) aan de machine gekoppeld kunnen
worden.
!! Zorg ervoor dat de tractor en de machine tijdens het aankoppelen niet kunnen
verplaatsen!!
!! Zet de motor van de tractor uit voor de machine aan te koppelen !!
3.
Koppel de hefarmen (2) aan de machine en gebruik hierbij de 3-punts pennen. Borg de
pennen met de clips.
4. Stel de stabilisator van de hefarmen (2) in op 100mm zijwaartse slag.
5. Monteer de topstang (4) op de tractor en koppel deze aan de machine.
Gebruik de ronde topstang gaten alleen voor vlakke velden en het sleufgat voor
glooiende velden
6. Stel de topstang (4) zo af dat de machine in werkpositie parallel met de ondergrond staat.
Als de machine niet correct is gemonteerd achter de tractor kunnen verschillende PTO
hoeken trillingen veroorzaken in de aandrijflijn van de machine. Deze trillingen kunnen
de machine beschadigen.
7. Verbind de PTO (3) met de tractor (slipkoppeling aan machinezijde) en klap de beugel (5) in
de houder.
Zorg ervoor dat de 3-punts pennen gezekerd zijn met de clips!!
8. Start de tractor en hef de machine omhoog.
13