4. Controles, bediening en zaagprocedure
4.1
Controles vóór het zagen
– De railbokken en de rails moeten correct uitgericht en bevestigd zijn, alle schroeven en moeren moeten goed
aangedraaid zijn.
– De zaagkop moet correct op de geleideslede gemonteerd zijn en de vergrendeling moet op stand 2 vast staan.
– Het zaagblad moet in de juiste draairichting gemonteerd zijn en de centrale schroef van de zaagbladflens (of de
3 verzonken schroeven M10) is/zijn stevig aangedraaid.
– De zaagbladafscherming en de eindstops moeten gemonteerd zijn.
– Afstandsbediening, netkabel en waterslang zijn aangesloten.
– Alle bedieningsknoppen op de afstandsbediening moeten op nul of neutraal worden gezet.
– De gebruiker moet de afstandsbediening omhangen. Het waterreguleerventiel moet op terugloop of zaagblad
staan.
– De veiligheidsmaatregelen moeten in acht genomen worden.
4.2
Werkwijze bij het zagen
Nummering: zie ook paragraaf 5.1 «Bedieningselemen-
ten op de afstandsbediening».
Pos.
Omschrijving
Watertoevoer van de bouwplaats ©
1.
len, waterreguleerventiel
watervolume instellen.
2.
Zaagkop bedrijfsklaar maken door de hoofdschake-
laar
naar stand I te draaien.
Í De afstandsbediening voert de autotest uit (zie
par. 5.3, Bedieningselementen)
Í Na ca. 10 seconden is de elektrische wandzaag
bedrijfsklaar
3.
Breng de zaagkop met
tie (daarna weer op neutraal/0 zetten).
4.
Start de zaagbladaandrijving
Zaagblad ©
begint te draaien.
21
5.
Stel het toerental van het zaagblad in
6.
Open het waterventiel met de afstandsbediening
inschake-
23
op het gewenste
en
/
in startposi-
I Í Start Í II.
/
23
19
20
Toepassingen
21
22
27