5.2
Meten en testen
Voor de volgende testprocedures moet de netspanning tussen het
toegelaten bereik van 207 ... 253 V liggen.
De netspanning kan in de stand "MENU" van de meetbereikschakelaar (6)
op het bereik U
gemeten worden (zie hoofdstuk 6.4).
L–N
5.2.1 Testen van apparaten met isolatieklasse I en II
met automatische herkenning van de beschermingsklasse
De automatische meetprocedure mag alleen gekozen worden als het
zeker is:
–
dat alle geleidende delen van een apparaat met beschermingsklasse I
met de beschermingsleiding verbonden zijn.
–
dat bij een apparaat met beschermingsklasse II alle aanraakbare
geleidende delen met elkaar verbonden zijn.
Onder deze condities zijn de resultaten betrouwbaar.
AUTO
Het testinstrument bepaalt zelfstandig de beschermingsklasse van het
aangesloten apparaat (SK I of SK II). Als het apparaat niet goed herkend
wordt, kan de keuze handmatig met de drukknoppen
gemaakt worden.
18
Aanwijzing
Apparaten met de beschermingsklasse III, dataverwerkende
apparaten en bureau-apparatuur, kunnen in de stand "AUTO" niet
getest worden. Hiervoor zijn de standen "SK III" en "T.240"
bedoeld (zie de hoofdstuk 5.2.3 en hoofdstuk 5.2.4)
Start de meting met de drukknop
Het instrument meet in volgorde, automatisch – nadat aan de gestelde
voorwaarden is voldaan – de beschermingsleiding, de isolatieweerstand
en de vervangende lekstroom. Niet alleen alle handelingen en meetresul-
taten, maar ook vragen, die naar aanleiding van de meting beantwoord
moeten worden, verschijnen in het LCD-display (9).
Weerstand beschermingsleiding
(bij apparaten met
beschermingsklasse I)
De stroomrichting wordt gedurende de meting automatisch omgepoold.
Gedurende de meting moet het aansluitsnoer op diverse plekken over de
gehele lengte – bij ingebouwde apparaten alleen voor zover de leiding tij-
dens de reparatie, wijziging of test toegankelijk is – bewogen worden.
(7) en
(8)
(12)
GOSSEN-METRAWATT GMBH