6. Draai de bout om de rijhoogte in te stellen vast met een
torsie van 183–224 Nm.
7. Monteer de bout waarmee de speling wordt begrensd
(Fig. 24).
Opmerking: U moet wellicht die kant van het voertuig
neerlaten op de grond om de bout te monteren.
8. Draai de centreerbouten vast met een torsie van
325–393 Nm.
9. Controleer de rijhoogte bij de voorste tong met behulp
van de maten en parameters die bij het begin van deze
procedure zijn gegeven.
Toespoor voorwiel afstellen
Het toespoor van het voorwiel moet u om de 100
bedrijfsuren of jaarlijks controleren, waarbij de kortste
periode moet worden aangehouden.
De voorwielen moeten een toespoor van 3–16 mm hebben
met de volgende parameters:
De banden moeten een spanning hebben van 83 kPa.
De rijhoogte moet correct zijn voordat het toespoor
wordt afgesteld; zie Voorwielophanging instellen,
blz. 28.
U moet het voertuig een paar keer naar voren en
achteren laten rijden om de A–armen te ontspannen.
Meet het toespoor terwijl de wielen recht naar voren
zijn gericht en een persoon met een gewicht van
79–102 kg heeft plaatsgenomen op de bestuurdersstoel.
Opmerking: De bestuurder moet naar de meetplaats
rijden en op de stoel blijven zitten terwijl de rijhoogte
wordt gemeten.
Als het voertuig meestal met een middelzware of zware
lading wordt gebruikt, moet u het toespoor op een hogere
waarde in het aanbevolen bereik afstellen. Als het voertuig
meestal met een lichte lading wordt gebruikt, moet u het
toespoor op een lagere waarde in het aanbevolen bereik
afstellen.
1. Zorg ervoor dat de voorwielophanging correct is
ingesteld; zie Voorwielophanging instellen, blz. 28.
Indien nodig instellen.
2. Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de
voorwielen aan de voorkant en de achterkant van de
wielen (Fig. 26). De afstand aan de achterkant van de
voorwielen ter hoogte van de as moet worden gemeten
met behulp van een spanklem of een uitlijnmaat.
Gebruik dezelfde spanklem of uitlijnmaat om de afstand
aan de voorkant van de voorwielen ter hoogte van de as
te meten (Fig. 26).
6
5
4
132 cm
Figuur 26
1. Hart-op-hart-afstand –
achterkant wielen
2. Hart-op-hart-afstand –
voorkant wielen
3. Als de afstand buiten het gespecificeerde bereik valt
(zie de maten en parameters bij het begin van deze
procedure), moet u de contramoeren aan beide uiteinden
van de trekstangen losdraaien (Fig. 27).
1
Figuur 27
1. Contramoer
4. Draai aan beide trekstangen om de voorzijde van het
wiel naar binnen of naar buiten te draaien.
5. Draai de contramoeren van de trekstangen weer vast als
de afstelling correct is.
6. Zorg ervoor dat het stuur in beide richtingen volledig
kan uitslaan.
29
1
2
5
m–5639
3. Middellijn van as
4. Spanklem
5. Afstand middellijn van as
6. 15 cm liniaal
2
1
m–5320
2. Trekstang
3