Brandstoftank vullen
De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 26,5 liter.
1. Motor afzetten en parkeerrem in werking stellen.
2. Maak de omgeving van de dop de brandstoftank schoon
(Fig. 3).
Figuur 3
1. Dop van brandstoftank
3. Verwijder de dop van de brandstoftank.
4. Vul de benzinetank tot ongeveer 2,5 cm vanaf de
bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis).
Deze ruimte is nodig voor het uitzetten van de benzine.
Niet te vol vullen.
5. Draai de tankdop stevig vast. Gemorste brandstof
opnemen.
Remvloeistofpeil controleren
Controleer het remvloeistofpeil voordat de motor voor het
eerst wordt gestart; zie Onderhoud van de remmen, blz. 27.
Bandenspanning controleren
U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of
dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze
correct is.
De luchtdruk in de voor- en achterbanden moet liggen
tussen 55–103 kPa.
De benodigde bandenspanning is afhankelijk van de nuttige
lading die wordt vervoerd. Hoe lager de spanning, des te
minder de compactie. Bovendien rijdt de machine dan
gemakkelijker en wordt de vorming van bandensporen
beperkt. Een lagere bandenspanning moet worden
vermeden als een zware nuttige lading wordt vervoerd bij
hoge snelheden.
De bandenspanning moet hoger zijn als een zware nuttige
lading wordt vervoerd bij hoge snelheden. Zorg ervoor dat
de maximale bandenspanning niet wordt overschreden.
1
Peil van transmissie-olie
controleren.
Het peil van de transaxle-vloeistof moet tot aan de
onderkant van de opening van de niveau-aanwijzer staan
(Fig. 4). Als dit niet het geval is, moet u het reservoir met
voldoende vloeistof vullen; zie Transaxle-vloeistof
verversen, blz. 31, stappen 3 en 4.
1
1. Opening van niveau-aanwijzer
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Veiligheid op de eerste plaats
Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies in het hoofdstuk
Veilige Bediening. Met behulp van deze informatie kunt u
voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.
16
Figuur 4
m–4849