4. Papier en toner bijvullen
• Wanneer u transparanten plaatst:
• Als u op transparanten wilt afdrukken, selecteer dan [Transparant] bij [Papiertype] in [Instell.
papierlade].
• Wanneer u transparanten plaatst, controleer dan de voor- en achterkant van de vellen en
plaats ze correct. Anders kan er een storing ontstaan.
• Waaier transparanten zorgvuldig los wanneer u ze gebruikt. Hierdoor kunnen transparanten
niet samenkleven en verkeerd worden geplaatst.
• Verwijder afgedrukte vellen één voor één.
• Bij uitvoer naar de hoge capaciteitstapelaar geeft u de uitvoerlade aan als de bovenste
stapellade. Raadpleeg Het apparaat aansluiten/Systeeminstellingen voor meer informatie.
• Bij het plaatsen van doorzichtig papier:
• Bij het plaatsen van doorzichtig papier moet u altijd papier met een lange structuur gebruiken
en de papierrichting instellen volgens de structuur.
• Doorzichtig papier absorbeert gemakkelijk vocht en gaat krullen. Verwijder de krul in het
doorzichtig papier voordat u het plaatst. Raadpleeg Papierinstellingen voor meer informatie
over de instellingen voor het gladstrijken van gekruld papier.
• Verwijder afgedrukte vellen één voor één.
• Bij het plaatsen van gecoat papier:
• Als u glanzend papier gebruikt, selecteer dan [Gecoat: Glanz.] voor [Papiertype]. Als u mat
papier gebruikt (waaronder zijdepapier, dof en satijnen papier), selecteer dan [Gecoat: Mat]
voor [Papiertype]. Voor meer informatie over de instellingen van gebruik van gecoat papier
met aangepast papier, zie Pag. 62 "Aangepast papier registreren".
• Wanneer u gecoat of hoogglans papier wilt plaatsen, waaier het papier dan altijd uit voordat
u het plaatst.
• Als zich een papierstoring voordoet of als het apparaat een vreemd geluid maakt bij het
invoeren van meerdere vellen gecoat papier, voer dan de vellen een voor een in.
• Om gecoat papier in de brede bulklade te laden, moet u eerst [Gecoat: Glanz.], [Gecoat:
Mat] of [Gecoat: Hoogglans] als papiertype aangeven en een geschikte papierdikte
selecteren bij [Papiergewicht].
• Bij het plaatsen van gekleurd papier:
• Afhankelijk van de kleur van het papier kan de positie van het papier niet correct
gedetecteerd worden, waardoor er een papierstoring ontstaat.
• Als u gebruik maakt van lichtgekleurd papier, geef dan het papiertype op als [Kleur] in
[Papierinstelling].
• Als het gebruiken van zwart of donkergekleurd papier, of het instellen van het papiertype als
[Kleur] in [Papierinstelling] papierstoringen niet oplost, stel het papiertype dan in als [Zwart].
58