Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Het Volume Aanpassen; De Audiomixer Gebruiken; Geluiden En Audiobronnen In- Of Uitschakelen; De Helderheid Van Het Scherm Aanpassen - Garmin DRIVECAM 76 Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor DRIVECAM 76:
Inhoudsopgave

Advertenties

Het volume aanpassen

1 Selecteer
.
2 Selecteer een optie:
• Gebruik de schuifbalk om het volume aan te passen.
• Selecteer
om het toestel te dempen.
• Schakel een selectievakje in om extra geluidsopties in of uit te schakelen.

De audiomixer gebruiken

U kunt met de audiomixer het geluidsniveau instellen voor verschillende typen audio, zoals
navigatieaanwijzingen of telefoongesprekken. Het niveau voor elk audiotype is een percentage van het
hoofdvolume.
1 Selecteer
.
2 Selecteer Audiomixer.
3 Gebruik de schuifregelaars om voor elk audiotype het volume in te stellen.

Geluiden en audiobronnen in- of uitschakelen

U kunt specifieke audiobronnen en systeemgeluiden in- of uitschakelen zonder dat dit invloed heeft op andere
audiobronnen.
1 Selecteer
.
2 Selecteer een optie in het gedeelte Geluiden:
• Als u wilt dat het toestel navigatieaanwijzingen en instructies uitspreekt, schakelt u het selectievakje
Gesproken navigatie in.
• Als u wilt dat het toestel verkeerswaarschuwingen en instructies uitspreekt, schakelt u het selectievakje
Gesproken verkeerswaarschuwingen in.
• Als u wilt dat het toestel een toon afspeelt wanneer een waarschuwing voor de bestuurder wordt
geactiveerd, schakelt u het selectievakje Waarschuwingen en geluid in.
• Als u wilt dat het apparaat een geluid afspeelt wanneer u de knoppen op het scherm aanraakt, schakelt u
het selectievakje Drukken op de knoppen in.

De helderheid van het scherm aanpassen

1 Selecteer
> Scherm > Helderheid.
2 Gebruik de schuifbalk om de helderheid aan te passen.

De camera richten

Probeer de camera niet te richten tijdens het rijden, omdat dit kan leiden tot afleiding wat weer kan leiden tot
een ongeval met ernstig persoonlijk letsel of de dood tot gevolg.
De geavanceerde hulpfuncties voor bestuurders werken mogelijk niet goed als de camera niet goed is gericht. U
moet de dashcam elke keer dat u het toestel plaatst of herplaatst richten.
1 Selecteer
> Dashcam > Plaatsing van de camera.
2 Selecteer Horizontale plaatsing en selecteer de horizontale locatie van uw toestel op de voorruit.
3 Selecteer Voertuighoogte en selecteer uw type voertuig.
4 Selecteer Uitlijning.
5 Kantel het toestel en draai de camera naar links of rechts om de camera te richten.
De camera moet recht vooruit gericht zijn en de horizon moet zich midden tussen de boven- en onderkant
van het scherm bevinden.
6

Dashcam

WAARSCHUWING
Dashcam

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave