6
Ingebruikname en bedrijf
6.1
Ingebruikname
Controle voor de eerste ingebruikname
Controleer of de grondplaat van de DriveControl correct aan het profiel is bevestigd en dat alle schroeven op
¾
de juiste wijze zijn vastgedraaid.
Controleer of er door de raakvlakken met andere onderdelen geen extra gevarenzones ontstaan.
¾
Controleer of de bedrading overeenkomt met de specificatie en de wettelijke voorschriften.
¾
Alle beveiligingsinrichtingen controleren.
¾
Controleer of zich geen personen in de gevarenzones van de transportinstallatie bevinden.
¾
6.2
Configuratiemogelijkheden
Instellen van de snelheid
De snelheid van de RollerDrive kan met de DriveControl op twee manier worden geregeld:
• intern met de DIP-schakelaar (DC20 / DC54) of een draaischakelaar in 15 niveaus (DC 2048). Dit wordt met
voorrang behandeld en maakt nauwkeuriger gradering mogelijk
• extern met drie digitale ingangen in 8 niveaus (snelheidsveranderingen zijn ook mogelijk als de installatie draait,
waardoor met een passend schakelsysteem van een SPS een quasi-hellingfunctie mogelijk is)
Deze snelheidsinstelling wordt door de DriveControl in een analoge stroomspanning omgezet, die door de RollerDrive
wordt gezien als aanbevolen waarde. Deze aanbevolen waarde is onafhankelijk van de transmissie van de
RollerDrive en de diameter ervan.
De versnellings- en remverhouding van de RollerDrive wordt bepaald door zijn eigen traagheidsmoment, de
gebruikte transmissie, de transportsnelheid, het traagheidsmoment van de aangesloten transportrollen, het gekozen
bedrijfsmedium en de getransporteerde massa.
Door de verschillende nominale toerentallen en versnellingsstadia van de gebruikte RollerDrive ontstaan er
andere snelheden.
• RollerDrive EC310 = nominaal toerental 6000 1/min
• RollerDrive EC5000 AI = nominaal toerental 6900 1/min
Versie 1.1 (07/2019) Online
Vertaling van de originele gebruikershandleiding
Ingebruikname en bedrijf
35 van 58