1 m lange paal voor een camera die op 0,6 m hoogte is
bevestigd
Deel van de paal van opzij gezien
4.3 Bekabeling
De camerakabels moeten door een kabelgoot en langs geschikte kabeltrajecten door het hele voertuig worden
geleid. Leid geen kabels in de buurt van voertuigvoedingskabels om eventuele interferentie te voorkomen. Houd
om beschadiging van kabels te voorkomen altijd een redelijke radius aan bij het oprollen van ongebruikte kabels en
klem deze niet te strak vast. Opmerking: Er is een opening van 13 mm nodig om de connectors door te voeren.
4.4 ECU
De ECU moet worden aangebracht op een plaats die vrij van stof is en niet aan extreme hitte wordt blootgesteld.
Opmerking: De ECU ontwikkelt enige warmte tijdens normale bediening.
Systeemverbinding
Raadpleeg de richtlijnen van de carrosseriebouwer die door de producent van het voertuig is gebruikt voor de
installatieprocedures en connectiviteit bij alle applicaties. De aansluitingen voor de voeding en het contact moeten
afgezekerd zijn bij de bron. Zie voor systeemconnectiviteit het gedeelte Systeemtekening 10. Triggeraansluitingen
zijn optioneel en hebben geen functie als het systeem geconfigureerd is voor het gebruik van het volledige scherm.
4.5 Monitor
De monitor moet op een geschikte locatie bevestigd worden voor de gebruiker overeenkomstig de huidige
wetgeving/voorschriften. Monitors moeten misschien 90° worden gedraaid als het systeem wordt geconfigureerd
voor het gebruik van het volledige scherm.
Systeem met volledig scherm weergegeven op een
Standaardsysteem weergegeven op een monitor in de
monitor in de
stand Landschap
stand Landschap
Systeem met volledig scherm met monitor in de stand Portret
10