Tijdens een operatie
9
Tijdens een operatie
Tijdens een operatie wordt het volgende op het scherm
weergegeven:
• Oproepen van hoofdmenu (1)
• Weergave van de patiëntnaam (2) *
• Starten van video-opname (3)
• Maken van een live-camerabeeld (4)
• Weergave en omschakelen van de actuele modus
(modusomschakelknop) (5)
• Weergave van de operateurprofielnaam (6) *
• Gegevensverificatie-icoon; operatie beëindigen en gegevens
exporteren (7)
• Snelle-toegangsmenu (8)
* Alleen weergave
1
2
9.1
Helderheid instellen
De verlichting kan via de touchpanelmonitor, een voetschakelaar of
CAN-handgreep feller of donkerder worden gezet.
9.1.1
Met de CAN-handgreep/voetschakelaar
Afhankelijk van de handgreepconfiguratie (zie pagina 49) kan de
hoofdverlichting ook met twee dienovereenkomstig bezette
knoppen op de CAN-handgreep/voetschakelaar feller of donkerder
worden gezet.
60
3
4
5 6
8
ARveo 8 / Ref. 10 748 483 / Versie 02
9.1.2
Met de touchpanelmonitor van het
menuscherm "Main"
1
7
Als BrightCare Plus is geactiveerd, verschijnt in het niet-
gearceerde veld (2) van het snelle-toegangsmenu (1) de
maximaal instelbare helderheid voor de actuele
werkafstand.
De helderheid kan niet buiten het grijze gebied worden
ingesteld, tenzij de BrightCare Plus-functie bewust is
gedeactiveerd. Voor het deactiveren van BrightCare Plus,
zie hoofdstuk "BrightCare Plus uitschakelen" op
pagina 54.
Als bij ingestelde helderheid de werkafstand te klein wordt,
wordt de helderheid automatisch gedimd.
Tik op de knop + of – aan de uiteinden van de halve-
X
maanvormige balk of sleep de positie met uw vingers.
– of –
Tik direct op de balk van de helderheidsinstelling.
X
De helderheid van de actieve hoofdverlichting verandert.
• Door op de knop + of – te tikken verandert de
helderheidswaarde in stappen van 1.
• De hoofdverlichting kan alleen via de drukknop op het
statief voor verlichting worden in- en uitgeschakeld.
• Ook in uitgeschakelde toestand kan de ingestelde
helderheid worden afgelezen.
WAARSCHUWING
Gevaarlijk voor de ogen.
Bij een korte brandpuntsafstand is de lichtbron van de
verlichtingseenheid voor de opererend arts en de patiënt
mogelijk te fel.
Beginnen met gedimde lichtbron en licht langzaam
X
feller laten worden tot de opererend arts een optimaal
uitgelicht beeld heeft.
2