5.2 Algemeen
De standenschakelaar op het controlepaneel heeft twee bedrijfsstanden:
AUTO (automatisch): De ventilatoren, rotor en regeneratieverwarming van de luchtontvochtiger
■
worden alleen geactiveerd wanneer de relatieve luchtvochtigheid de gewenste waarde (de instelwaarde)
overschrijdt. Wanneer ononderbroken werking van de procesluchtventilator is geselecteerd in
het regelsysteem, blijft de procesluchtventilator draaien, zelfs nadat het apparaat is gestopt met
ontvochtigen.
MAN (maximaal vermogen): de ventilatoren, rotor en regeneratieluchtverwarming van de
■
luchtontvochtiger werken continu op vol vermogen.
Externe start/stop
Wanneer een externe start-/stopschakelaar is aangesloten, moet de standenschakelaar op AUTO staan om
de luchtontvochtiger in bedrijf te kunnen stellen.
Externe regeling
Wanneer de luchtontvochtiger wordt geregeld door een extern signaal, starten de ventilatoren en de
aandrijfmotor wanneer de "externe start"-schakelaar wordt gesloten, ongeacht de huidige vochtigheid.
Om de luchtontvochtiger in bedrijf te kunnen stellen, moet het externe signaal >1 V zijn. De
regeneratieluchtverwarming wordt geregeld door het ingangssignaal.
Bij levering is de luchtontvochtiger ingesteld om automatisch opnieuw op te starten na een stroomstoring.
5.3 Veiligheid
WAARSCHUWING!
De hoofdschakelaar mag uitsluitend in noodgevallen worden gebruikt om de luchtontvochtiger te stoppen.
Doordat dan ook de regeneratieventilator stopt, kan zich een aanzienlijke warmte ontwikkelen in de
regeneratieluchtverwarming waardoor de temperatuurbeveiliging zou kunnen worden geactiveerd. Tevens
kunnen onderdelen in de buurt van de verwarming beschadigd raken.
5.4 Noodstop
Onder normale bedrijfsomstandigheden wordt de standenschakelaar gebruikt om het apparaat te stoppen
en te starten (zie Figuur 5.1 ). Gebruik in noodgevallen de hoofdschakelaar op de luchtontvochtiger. Als
optie is een extern gemonteerde noodstopknop verkrijgbaar.
30
Bedrijf
190TNL-1065–J1408