WAARSCHUWING!
Gevaar van draaiende delen – om contact met de rotorbladen te voorkomen, mag de luchtontvochtiger uitsluitend
in bedrijf worden gesteld met aangesloten natte- en droge-luchtkanalen.
VOORZICHTIG!
Een onjuiste afstelling van de luchtstromen kan leiden tot storingen in het apparaat.
Alle mogelijke schade aan het apparaat ten gevolge van een onjuiste afstelling van de luchtstromen kan ten koste
gaan van de garantie op het apparaat.
De luchtstromen mogen nooit hoger dan de nominale luchtstromen worden ingesteld. Neem contact op met
Munters ter controle indien er hogere luchtstromen nodig zijn.
4.2.2 Instellen van de nominale luchtstroom
Procesventilatorbediening met vaste snelheid
1. Bereken de overeenkomstige verschildrukwaarden voor de actuele proces- en regeneratieluchtstromen.
Gebruik de formule en de ventilatorcoëfficiënten in paragraaf 4.2.4, Standaard configuratie-instellingen.
2. Start de ontvochtiger en laat deze op vol vermogen draaien.
3. Sluit een manometer aan op de druknippel op de procesventilator. Meet en registreer het drukverschil.
4. Vergelijk de gemeten verschildruk met de berekende waarde.
5. Stel het instelpunt voor de proceslucht in het regelsysteem zo af, dat de gemeten verschildruk
overeenkomt met de berekende waarde.
6. Sluit de manometer aan op het drukmeetpunt op de regeneratieventilator. Herhaal stappen 3-5 om
de actuele regeneratieluchtstroom in te stellen.
7. Ga door met de procedure in paragraaf 4.2.3 De luchtstroom opnieuw instellen.
OPMERKING!
De actuele luchtstroom hangt af van de temperatuur bij de ventilatoruitlaat.
Procesventilatorbediening met variabele snelheid
1. Start de ontvochtiger en laat deze op vol vermogen draaien.
2. Stel de vereiste procesluchtstroom in het regelsysteem in.
3. Meet de actuele procesluchtstroom buiten de ontvochtiger door middel van externe, gekalibreerde
testapparatuur.
4. Stel indien nodig de instelwaarde van de procesluchtstroom in het bedieningssysteem in.
5. Stel de vereiste regeneratieluchtstroom in het bedieningssysteem in. Herhaal stappen 3-4 om de actuele
regeneratieluchtstroom in te stellen.
6. Ga door met de procedure in paragraaf 4.2.3, De luchtstroom opnieuw instellen
4.2.3 De luchtstroom opnieuw instellen
1. Start de ontvochtiger en laat deze gedurende 10 minuten op vol vermogen draaien om de
regeneratieluchtverwarming op zijn normale bedrijfstemperatuur te laten komen.
2. Meet en noteer de temperatuur in de regeneratieluchttoevoer.
3. Lees de regeneratieluchttemperatuur op het scherm van het regelsysteem af. Het temperatuursverschil
tussen regeneratielucht en regeneratietemperatuur moet 95 °C bedragen (tolerantie ±5 °C).
26
Inbedrijfstelling
190TNL-1065–J1408