3.8 Kanaalinstallatie
3.8.1 Algemene aanbevelingen
De aansluitingen voor proces- en regeneratielucht zijn ontworpen volgens de aanbevelingen in ISO 13351.
De rechthoekige kanaalaansluitingen zijn voorzien van inzetstukken met schroefdraad voor M8 schroeven.
OPMERKING!
De luchtontvochtiger is ontworpen voor gebruik met specifieke procesluchtstromen
(overeenkomstig de geïnstalleerde ventilatorformaten) en mag niet rechtstreeks worden aangesloten op
airconditioningsystemen.
Bij het installeren van kanalen tussen de luchtontvochtiger en de toevoer- en afvoeraansluitingen moeten de
volgende aanbevelingen in acht worden genomen:
De lengte van de kanalen moet zo kort mogelijk worden gehouden om statische luchtdrukverliezen tot
■
een minimum te beperken.
Voor optimale prestaties moeten alle vaste kanaalverbindingen voor proces- en regeneratielucht lucht-
■
en dampdicht zijn.
De kanalen voor de proceslucht moeten geïsoleerd zijn om te voorkomen dat er zich condens vormt aan
■
de buitenkant van het kanaal telkens wanneer de temperatuur van de lucht binnen in het kanaal beneden
de dauwpuntstemperatuur van de buitenlucht komt waardoor het kanaal wordt geleid.
De kanalen moeten altijd worden geïsoleerd wanneer er gevaar op bevriezing bestaat.
■
De natte lucht die de luchtontvochtiger verlaat zal door het hoge vochtgehalte condenseren op de
■
binnenzijde van de kanaalwanden. Isolatie van de kanalen vermindert de mate van condensvorming.
Horizontale natte-luchtkanalen moeten onder licht afschot worden geïnstalleerd (van de
■
luchtontvochtiger af) om eventuele condens af te voeren. Op de laagste punten van het
natte-luchtafvoerkanaal moeten geschikte condensafvoeren worden geïnstalleerd, zie Figuur 3.25 .
Zorg bij ontwerp en installatie van kanaalwerk voor voldoende ruimte voor bediening en onderhoud.
■
Zie voor meer informatie paragraaf 7.3, Afmetingen en benodigde ruimte voor onderhoud.
Om overdracht van geluid en/of trillingen via vaste kanalen te beperken moeten luchtdichte flexibele
■
verbindingen van goede kwaliteit worden toegepast.
Kanalen die direct op de luchtontvochtiger zijn aangesloten, moeten voldoende worden ondersteund
■
om belastingen en spanningen door het gewicht en de bewegingen van de kanalen tot een minimum te
beperken.
Er moeten regelkleppen voor het afstellen van de luchtstroom worden aangebracht in het afvoerkanaal
■
voor droge lucht en het toevoerkanaal voor regeneratielucht. Voor een effectieve werking van
het apparaat zijn correcte luchtstromen van groot belang. Voor informatie over afstelling van de
luchtstromen, zie paragraaf 4.2, Afstelling van de luchtstroom.
Wanneer de luchtontvochtiger is voorzien van een frequentieregelaar voor de proceslucht, zie paragraaf
■
4.2, Afstelling van de luchtstroom, worden de procesluchtdruk en -stroom afgesteld door middel van de
frequentieregelaar van de procesluchtventilator. In dat geval is geen klep in het droge-luchtkanaal nodig.
De totale drukval in de proces- en regeneratieluchtkanalen mag niet hoger zijn dan de beschikbare druk
■
van de ventilatoren van de luchtontvochtiger. Zie voor details over de minimaal beschikbare statische
druk paragraaf 7.4, Technische gegevens.
190TNL-1065–J1408
Installatie
19