5. GEVELSTEIGER
Let op: De ondergrond controleren op voldoende draagvermogen en
indien noodzakelijk gepaste drukverdelers (onderstoppingen) aan-
brengen. De maximale uitspindellengte (zie technische gegevens) niet
overschrijden. Bij het uitzetten de maximale afstand tot de gevel goed
beoordelen om valgevaar bij de hogere slagen te voorkomen.
Afbeelding 47
1. Het uitzetten van het grondbordes beginnen op het hoogste punt
in het terrein. Langsliggers en dwarsliggers uitleggen op de grond.
2. Leg de drukverdelers uit indien deze nodig zijn.
3. Plaats de spindels met voetstukken.
4. Sluit de langs- en dwarsliggers aan in de kleine gaten van de
rozetten. Het grondbordes goed uitrichten (parallel aan gevel,
dwarsligger in hoek 90º) en horizontaal stellen met een waterpas.
5. Op de plaats van de ladderopgang een vlonder leggen in het
grondbordes.
Waarschuwing: Bij het opbouwen moet de maximale wandafstand
in acht worden genomen om bij de hogere vloeren valgevaar te voor-
komen.
Afbeelding 48
6. De verticale staanders plaatsen in de voetstukken en dwarsliggers
monteren op de eerste slag.
7. De vlonders inhangen en indien nodig borgen tegen oplichten. De
steiger uitstijven met verticaaldiagonalen, ten minste ieder 5e veld.
Diagonalen bij voorkeur aan de buitenzijde aanbrengen.
8. In plaats van vlonders kunnen ook steigerplanken op hulpkortelin-
gen toegepast worden.
9. Vlonders met luik en de overige vlonders aanbrengen. Sla alle
spieën van de eerste slag vast.
Afbeelding 49
10. Plaats vanaf de eerste vloer de volgende staanders.
11. Breng de leuningen aan (knie-heupleuning en kantplank)
12. Bevestig de diagonalen.
13. Vlonders met luik en de overige vlonders aanbrengen en borgen
tegen oplichten. Sla alle spieën van de deze slag vast.
14. Let op: De nodige verankeringen aanbrengen opgaand met de
steigermontage. Zie hoofdstuk verankeringen.
15. Let op: De vloerluiken gesloten houden en steeds sluiten na het
passeren.
17