Het apparaat installeren en configureren > Gebruik van het bedieningspaneel
Gebruik van het bedieningspaneel
Werking paneeltoetsen
4
1 Toets [Home]: Geeft het scherm Home weer.
2 Toets [Num. Toetsenbord]: Geeft de numerieke toetsen op het aanraakscherm weer.
3 Functietoets: Met deze toetsen kunt u verschillende functies en toepassingen registreren, waaronder kopiëren en
scannen.
Functietoetsen toewijzen (pagina 2-14)
4 Toets [Toegankelijkheid]: Schakelt het aanraakscherm op het scherm Kopiëren en vergroot het scherm voor
verzenden.
5 Toets [Status/Taak annuleren]: Geeft het scherm Status/Taak annuleren weer.
6 Toets [Systeemmenu/Tellers]: Geeft het scherm Systeemmenu weer.
7 Toets [Reset]: Zet de instellingen terug in hun oorspronkelijke stand.
8 Toets [Stop]: Annuleert of onderbreekt de lopende taak.
9 Toets [Start]: Start het kopiëren en scannen en het verwerken van instellingen.
10 Toets [Onderbreken]: Geeft het scherm Kopiëren tijdens onderbreking weer.
11 Toets [Verificatie/Afmelden]: Schakelt tussen verificatie gebruiker en verlaat de taak voor de huidige gebruiker (bv.
afmelden).
12 Toets [Spaarstand]: Zet het apparaat in de slaapstand. Schakelt de slaapstand uit.
13 Lampje [! Opgelet]: Brandt of knippert wanneer een fout optreedt en een taak wordt afgebroken.
14 Lampje [Geheugen]: Knippert als het apparaat de harde schijf, het faxgeheugen of het USB-geheugen (algemeen
gebruik) gebruikt.
15 Lampje [Verwerken]: Knippert tijdens het afdrukken of verzenden/ontvangen.
16 Aanraakscherm: Geeft de pictogrammen weer voor het configureren van de apparaatinstellingen.
3
2
5
6
7
1
16
15
8
9
10
2-12
14
13
11
12