De DRIVE schijf
Continu fotograferen (Uitbarstingstand)
Continu fotograferen (Uitbarstingstand)
Leg beweging vast in een serie foto's.
1
Draai de DRIVE schijf voor het selecteren van CH
(continu hoge snelheid) of CL (continu lage snel-
heid).
2
Maak foto's. De camera maakt foto's terwijl de
ontspanknop wordt ingedrukt; de opname
eindigt als de ontspanknop wordt losgelaten,
het maximaal aantal foto's is gemaakt of de
geheugenkaart vol is.
R De beeldsnelheid varieert met het onderwerp, de
sluitersnelheid, gevoeligheid en de scherpstelstand
en kan mogelijk vertragen als er meer foto's worden
gemaakt.
R De fl itser schakelt automatisch uit; de eerder ingestel-
de fl itsmodus wordt weer geselecteerd wanneer de
stand voor continu fotograferen wordt uitgeschakeld.
66
R Er is mogelijk extra tijd vereist om foto's op te slaan
wanneer de opname eindigt.
R Als de bestandsnummering 999 bereikt voordat het
fotograferen is voltooid, worden de resterende foto's
opgeslagen in een nieuwe map (P 112).
R Serieopname wordt mogelijk niet gestart als de be-
schikbare ruimte op de geheugenkaart onvoldoende
is.
Scherpstelling en belichting
Scherpstelling en belichting
Om de scherpstelling en de belichting bij elke opname
te variëren, selecteer scherpstelstand C; in andere stan-
den worden scherpstelling en belichting bepaald bij de
eerste foto in iedere serie.
Q Selecteren CH in de scherpstelstand C beperkt de keuze van
focuskaders (P 77).
Q Trackingprestaties belichting en scherpstelling kunnen
variëren afhankelijk van het diafragma, gevoeligheid en de
opnameomstandigheden.