18
3
In- en uitschakelen van het systeem
3.5
Uitschakelen en beëindigen van alarmen
Het gebruik
De UIT toets wordt gebruikt om het systeem uit te schakelen, maar ook om de
van de
sirene en storingmeldinggeluiden te beëindigen. Zie het hoofdstuk "Overzicht van
UIT toets
systeemgeluiden" voor informatie die u meer duidelijkheid verschaft in het verschil
tussen BRAND en INBRAAK geluiden.
BELANGRIJK: Als de inbraaksirene klinkt tijdens het betreden van het pand,
GA NIET NAAR BINNEN, maar NEEM CONTACT OP MET DE POLITIE vanaf
een nabije, veilige locatie. Als u terugkeert nadat een alarm heeft plaatsgevon-
den, en de sirene is reeds uitgeschakeld, zal het bediendeel snelle piepgeluiden
laten horen bij het betreden van het pand, om aan te geven dat er een alarm
heeft plaatsgevonden tijdens uw afwezigheid. GA NIET NAAR BINNEN, maar
NEEM CONTACT OP MET DE POLITIE vanaf een nabije, veilige locatie.
Om het systeem uit te schakelen en de inbraak- of brandalarmsirene te
stoppen:
1.
Voer uw gebruikercode in en druk op de UIT [1] toets.
** SYSTEEM UIT **
Gereed voor IN..
2.
Het "Gereed Voor IN.." bericht zal worden weergegeven (als er zich geen alarm-
situatie heeft voorgedaan tijdens de ingeschakelde periode) en het bediendeel
zal één keer piepen ter bevestiging dat het systeem is uitgeschakeld.
Alarmgeheugen
Het bediendeel geeft het zonenummer en het soort alarm weer voor elke zone
die in alarm is gegaan. Deze berichten blijven net zo lang in het display totdat
ze worden gewist door een gebruiker. Wanneer een alarm heeft plaatsgevon-
den, let op het zonenummer dat wordt weergegeven in het display van het
bediendeel en herhaal de bovenstaande stap 1 om het "Alarmgeheugen" te
wissen en het "Gereed Voor IN.." bericht weer te laten verschijnen in het display.
Als dit bericht niet verschijnt, ga naar de weergegeven zone en sluit de open-
staande zone (sluit het raam of de deur, etc.). Als de openstaande zone niet kan
worden gesloten, meldt dit direct aan uw installateur.
Indien het alarm is opgetreden terwijl het systeem was ingeschakeld systeem,
herhaal bovenstaande stap 1 twee maal: Één maal om het systeem uit te
schakelen, en de tweede keer om het alarmgeheugen te wissen.
3
In- en uitschakelen van het systeem
3.6
Het gebruik van de sleutelschakelaar
Algemeen
Het kan zijn dat uw systeem is uitgerust met een mechanische sleutelschakelaar
die wordt gebruikt voor het in- en uitschakelen van het systeem. Onderstaand treft
u een overzicht aan van de statusindicatie van uw systeem die middels twee
lampjes worden weergegeven. De lampjes treft u aan op de voorzijde van de
afdekplaat van de sleutelschakelaar.
Groen Licht:
Brandt als het systeem uitgeschakeld is en gereed voor
in te schakelen (geen openstaande zones). Als het sys-
teem is uitgeschakeld en het groene licht brandt niet,
geeft het weer dat het systeem niet gereed is (een of
meerdere zones staan nog open).
Rood Licht:
Brandt als het systeem is ingeschakeld of er is een alarm
in het geheugen.
Continu branden:
Het systeem is ingeschakeld in de GEHEEL IN modus.
Langzaam knipperen:
Het systeem is ingeschakeld in de DEEL IN modus.
Snel knipperen:
Alarmgeheugen; er heeft een alarm plaatsgevonden.
Inschakelen
Om het systeem in de GEHEEL IN mo-
dus in te schakelen, draai de sleutel on-
geveer een halve seconde naar rechts
en laat deze vervolgens los. De aanwe-
zige bedienpanelen zullen twee maal pie-
pen en het rode lampje zal continu blij-
ven branden.
Om het syteem in de DEEL IN modus in
te schakelen, draai de sleutel naar rechts
en houdt deze ongeveer 3 seconden in
deze positie vast, laat de sleutel vervol-
gens weer los. De aanwezige bedien-
panelen zullen drie maal piepen en het
rode lampje zal langzaam knipperen.
Uitschakelen
Om het systeem uit te schakelen, draai de sleutel naar rechts en laat deze vervol-
gens direct weer los. Als een alarm heeft plaatsgevonden zal het rode lampje snel
knipperen (Alarmgeheugen).
Andere
Per partitie kunnen ook andere sleutelschakelaars worden aangesloten. Deze
sleutel-
sleutelschakelaars zijn niet voorzien van een uit zichzelf terugverende sleutel-
schakelaars
constructie. Een sleutel word in de UIT positie ingebracht en kan naar de GEHEEL
IN stand worden gedraaid, alwaar de sleutel weer dient te worden verwijderd uit
het slot. Men kan het systeem uitschakelen door de sleutel in het slot te doen en de
sleutel wederom in de oorspronkelijke, verticale positie te draaien. Het kan zijn dat
dit type sleutelschakelaar niet is voorzien van de indicatielampjes waarmee de
partitiestatus wordt weergegeven.
19