Nieten selecteren in het printerstuurprogramma
Een nietoptie selecteren voor een specifieke afdruktaak:
Besturingssysteem
Windows 98 SE,
Windows Me,
Windows 2000,
Windows XP,
Windows Server 2003
of Windows NT 4.x
Mac OS 9 of
Mac OS X Versie 10.2
en hoger
De perforator gebruiken
Als uw printer beschikt over een afwerkeenheid, kunt u de afdrukken laten perforeren.
Afhankelijk van het gebied waarin u zich bevindt, is de afwerkeenheid geconfigureerd
om 2/3 of 4 gaatjes aan te brengen. Zie
configuratiepagina af via het bedieningspaneel, als u wilt vaststellen welke optie op uw
printer is geïnstalleerd.
Alleen papier van de volgende formaten en gewichten kan worden geperforeerd:
■
Papier tot maximaal 305 mm (12 in.) breed
■
Papier met een gewicht van 64 – 120 g/m
24 – 43 lb.)
Speciale media kunnen niet worden geperforeerd. Denk hierbij aan enveloppen,
transparanten en labels.
Perforeeropties
In het printerstuurprogramma kunt u de volgende perforeeropties selecteren:
■
Geen: de afdrukken worden niet geperforeerd.
■
2 gaatjes: als de perforator voor 2/3 gaatjes is geïnstalleerd, wordt het papier voorzien van
twee gaatjes.
■
3 gaatjes: als de perforator voor 2/3 gaatjes is geïnstalleerd, wordt het papier voorzien van
drie gaatjes.
■
4 gaatjes: als de perforator voor 4 gaatjes is geïnstalleerd, wordt het papier voorzien van
vier gaatjes.
Procedure
1.
Kies het tabblad Uitvoeropties.
2.
Selecteer de gewenste nietoptie in de vervolgkeuzelijst Nieten.
1.
In het dialoogvenster Print selecteert u in de vervolgkeuzelijst
Afwerkopties.
2.
Selecteer de gewenste nietoptie.
Gegevenspagina's
2
(schrijfpapier 17 – 31 lb., omslagpapier
Phaser® 7400-kleurenprinter
3-56
Uitvoeropties selecteren
op pagina 1-10 en druk de