Richtlijnen voor het gebruik van papier
U kunt de meeste papiersoorten en -formaten, transparanten of andere speciale media in de
laden van de printer plaatsen. Volg deze richtlijnen bij het plaatsen van papier en andere media
in de laden:
■
Enveloppen, labels en glanspapier kunnen alleen vanuit lade 1 (MPT) worden bedrukt.
■
Transparanten en papier van aangepast formaat kunnen vanuit lade 1 (MPT) en lade 2
worden bedrukt.
■
Waaier papier, transparanten en labels goed uit voordat u deze in de papierlade plaatst.
■
Gebruik alleen papieren enveloppen. Alle enveloppen mogen alleen voor enkelzijdig
afdrukken worden gebruikt. Bij het afdrukken op enveloppen kunnen deze kreuken en/of
in reliëf worden bedrukt.
■
Leg niet te veel papier in de laden.
■
Pas de papiergeleiders aan het papierformaat aan.
■
Als het papier regelmatig vastloopt, gebruikt u een nieuw pak papier of andere
speciale media.
Zie ook:
Afdrukken op speciale media
Papier dat de printer kan beschadigen
Deze printer is ontworpen om verschillende mediatypen voor afdruk- en kopieertaken te
kunnen verwerken. Het gebruik van bepaalde soorten media kan echter de afdrukkwaliteit
doen afnemen, meer papierstoringen dan normaal als gevolg hebben of beschadigingen aan
de printer veroorzaken.
Onder de niet toegestane media bevinden zich:
■
Ruwe of poreuze media, zoals inkjet-papier
■
Plastic media
■
Gevouwen of gekreukt papier
■
Papier waarop reeds is gefotokopieerd
■
Papier met nietjes
■
Vensterenveloppen, enveloppen met metalen klemmen of enveloppen met plakranden
met beschermstrips
■
Gewatteerde enveloppen
Glanspapier dat niet geschikt is voor laserprinters
■
■
Transparanten anders dan transparante film uit de serie Phaser 35
■
Vellen met labels waarvan een of meer labels zijn verwijderd
■
Materiaal dat minder dan 64 g/m
(100 lb. omslagpapier) weegt
Zie ook:
Afdrukken op enveloppen
Ondersteund papier en ondersteunde media
op pagina 3-32
2
(17 lb. schrijfpapier) of meer dan 270 g/m
op pagina 3-37
Phaser® 7400-kleurenprinter
3-4
2