Gebruikershandleiding
Instellingen voor de contactlijst configureren
Een contact maken
U kunt veelgebruikte faxnummers, e-mailadressen en netwerkmappen in de contactlijst registreren. Dankzij deze
functie kunt u snel een bestemming selecteren wanneer u faxt en scant.
Opmerking voor de WF-5620- en WF-5690-serie:
U kunt bestemmingen via een LDAP-server registreren. Zie de online-Beheerdershandleiding voor meer informatie.
A
Open de contactlijst via het startscherm, de modus Scan of de modus Fax.
B
Druk op Menu.
C
Selecteer Gegeven toevoegen.
D
Selecteer de functie die u wilt gebruiken om een contact te registreren.
Opmerking:
Dit venster wordt weergegeven wanneer u de contactlijst opent via het startscherm.
E
Selecteer het ingangsnummer dat u wilt registreren.
Opmerking:
U kunt 200 ingangen registreren, afzonderlijke ingangen en groepsingangen inbegrepen.
F
Voer in Naam een naam in om de ingang te identificeren. U kunt tot 30 tekens invoeren.
G
Voer in Indexwoord een woord in om de ingang te identificeren. U kunt tot 30 tekens invoeren. Dit
indexwoord kan nuttig zijn wanneer u naar een ingang in de contactlijst zoekt.
H
Voer de andere instellingen in overeenstemming met de geselecteerde functie in.
Opmerking voor faxnummers:
❏ U moet een faxnummer invoeren. U kunt tot 64 tekens invoeren.
❏ Als uw telefoonsysteem PBX is en u moet een externe toegangscode invoeren voor een buitenlijn, zoals 9,
voert u de toegangscode aan het begin van het faxnummer in. Als de toegangscode is ingesteld in de
instelling voor Lijntype, voert u
❏ Voer een streepje in om het apparaat enkele seconden te laten pauzeren tijdens het kiezen.
Instellingen voor de contactlijst configureren
(hash) in in plaats van de daadwerkelijke toegangscode.
100