Inhoudsopgave
Advertenties
3.1.4
Elektrisch aandrijfsysteem
De pedelec kan met spierkracht worden
aangedreven door middel van de
kettingaandrijving. De kracht, die door het trappen
op de pedalen in de rijrichting wordt uitgeoefend,
drijft het voorste kettingwiel aan. Via de ketting
wordt de kracht overgedragen op het achterste
kettingwiel en vervolgens op het achterwiel.
2
4
Afbeelding 14: Schema mechanisch aandrijfsysteem
1
Rijrichting
2
Ketting
3
Achterste kettingwiel
4
Voorste kettingwiel
5
Pedaal
Daarnaast beschikt de pedelec over een
geïntegreerd elektrisch aandrijfsysteem.
Tot het elektrische aandrijfsysteem behoren 8
componenten:
4
5
6
7
Afbeelding 15: Schema elektrisch aandrijfsysteem
1
Bediening
2
Display
3
Geïntegreerde accu
4
Achtermotor
MY20P05-6_1.0_26.08.2019
1
5
3
2
1
8
5
Achterlicht
6
Momentsteun
7
Kabelboom en
8
een oplader, die op accu is afgestemd.
De pedelec is voorzien van een wielnaafmotor
zonder tandwielkast. Zodra de benodigde
spierkracht van de berijder tijdens het trappen een
bepaald niveau overstijgt, schakelt de motor licht
bij en ondersteunt deze de trapbeweging van de
berijder. De motorkracht is afgestemd op het
ingestelde ondersteuningsniveau.
De pedelec beschikt niet over een aparte
noodstop- of nood-uit-knop. Het aandrijfsysteem
kan in geval van nood worden onderbroken door
het display te verwijderen.
De motor schakelt automatisch uit zodra de
berijder niet meer op de pedalen trapt, de
temperatuur buiten het toegestane bereik ligt, er
sprake is van overbelasting of de
uitschakelsnelheid van 25 km/h wordt bereikt.
Wielnaafmotoren zonder tandwielkast zijn qua
toerental, belasting en vermogen geoptimaliseerd
op één bedrijfspunt. Der wielnaafmotor is
ontworpen voor gebruik binnen een
snelheidsbereik van 15 tot 25 km/h en een
nominaal aandrijfvermogen van 250 W. Binnen dit
snelheids- en vermogensbereik bereikt de motor
de maximale efficiency en het maximale bereik,
wat betekent dat de toegevoerde energie optimaal
in aandrijfenergie wordt omgezet.
Zodra de motor buiten het optimale bedrijfspunt
wordt gebruikt, neemt het rendement ervan af.
Daardoor wordt de toegevoerde energie niet meer
optimaal benut, maar wordt een deel in warmte
omgezet. Als gevolg daarvan neemt het bereik af
en moet bovendien de warmte worden afgevoerd.
Bij deze motoren wordt deze warmteafvoer
gerealiseerd door een groot contactoppervlak in
de motor (statordrager) bij het uitvaleinde resp. de
achterbouw van het frame. Daarnaast zorgen
koelribben aan binnen- en buitenzijde van de
aandrijvingbehuizing voor een zo groot mogelijke
warmte-uitwisseling met de omgeving. De warmte
die niet kan worden afgevoerd, leidt tot
opwarming van de aandrijfmotor.
Overzicht
21
Advertenties
Inhoudsopgave
