≥298 mm: In het geval van installatie met standaard
sierpaneel
≥340 mm: In het geval van installatie met design
sierpaneel
≥348 mm: In het geval van installatie met kit voor invoer
van verse lucht
≥378 mm: In het geval van installatie met zelfreinigend
sierpaneel
a
Binnenunit
b
Verlichting (op de afbeelding ziet u plafondverlichting, maar
verzonken verlichting is ook toegestaan)
c
Luchtventilator
d
Statisch volume (bijvoorbeeld: tafel)
▪ A:
Minimumafstand
tot
luchtuitblaasrichtingen in de richting van de muur.
a
≥1500
≥500
A
A
a
Luchtuitblaas en hoeken open
b
Luchtuitblaas gesloten, hoeken open (optionele
afsluitplaatkit vereist)
c
Luchtuitblaas en hoeken gesloten (optionele afsluitplaatkit
vereist)
▪ B: Minimum- en maximumafstand tot de vloer:
▪ Minimum: 2,7 m om onopzettelijk aanraken te voorkomen.
▪ Maximum: Afhankelijk van de luchtuitblaasrichtingen en de
capaciteitsklasse. Controleer ook of de lokale instelling
"Plafondhoogte"
juist
is
instelling" [ 4 18].
Als de
luchtuitblaasrichting...
Rondom
(a)
4-wegs
(a)
3-wegs
(a)
Optionele afsluitplaatkit vereist
5.3
De koelmiddelleidingen
voorbereiden
5.3.1
Vereisten voor de koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk "Algemene veiligheidsmaatregelen".
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde,
naadloze
koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
Diameter koelmiddelleidingen
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen op de
buitenunits:
Klasse
L1 vloeistofleiding
20~50
Ø6,4 mm
63~125
Ø9,5 mm
FXFQ20~125BVEB
VRV-systeemairconditioner
4P561452-1A – 2019.09
de
muur.
Afhankelijk
van
b
c
≥200
A
ingesteld.
Zie
"7.1
Lokale
Dan B
FXFQ20~100
FXFQ125
≤3,5 m
≤4,2 m
≤4,0 m
≤4,5 m
≤3,5 m
≤4,2 m
koperen
leidingen
voor
L1 gasleiding
Ø12,7 mm
Ø15,9 mm
Materiaal koelmiddelleidingen
▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
▪ Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen.
▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
Hardingsgraad
(Ø)
6,4 mm (1/4")
Gegloeid (O)
9,5 mm (3/8")
de
12,7 mm (1/2")
15,9 mm (5/8")
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de
maximale bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het
naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen
vereist.
5.3.2
De koelleidingen isoleren
▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052 W/mK (0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
Omgevingstemperat
uur
≤30°C
>30°C
5.4
De elektrische bedrading
voorbereiden
5.4.1
Over het voorbereiden van de elektrische
bedrading
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk "Algemene veiligheidsmaatregelen".
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting
veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze
unit
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5 Voorbereiding
(a)
Dikte (t)
≥0,8 mm
Vochtigheid
Minimumdikte
75% tot 80% RV
15 mm
≥80% RV
20 mm
of
elektrische
schokken
of
een
inverter
bevat.
Ø
t
brand
Een
11