Bediening
Installatie en ingebruikstelling
Functies voor de extra relais
De multi-functierelais = MF-relais zijn
steeds met een basisfunctie bezet
MF-1:
Mengklep SK1 OPEN
(FUNC RELAIS1 = 00)
MF-2:
Mengklep SK1 DICHT
(FUNC RELAIS2 = 00)
MF-3:
Collectorpomp
(FUNC RELAIS3 = 01)
MF-4:
Circulatie (tijd)
(FUNC RELAIS4 = 02)
Als deze basisfunctie van een
MF-relais niet nodig is (configuratie van
de installatie in het Installatie-menu),
kan voor elk vrij relais een van de
hieronder beschreven functies gekozen
worden.
Aan elk MF-relais
1-4 (A8-A11) is een
voeler
1-4 (F11-F14) toegewezen
(geldt alleen voor functies vanaf "20").
Is er voor een functie nog een voeler
nodig, dan moet deze als F17
aangesloten worden (stekker III,
pin 2+3).
De voor de MF-relais 1-4 selecteer-
bare functies zijn hieronder als
voorbeeld voor het MF-relais 1
beschreven.
FUNC RELAIS1 (functiekeuze relais
MF1)
MF1 T-NOM (schakeltemperatuur
relais MF1)
MF 1 HYST (Hysteresis relais MF1)
00 = geen MF-functie
01 = collectorpomp
AAN:
Bij warmtevraag door een
verbruiker
UIT:
Zonder warmtevraag van een
verbruiker
Bij warmtevraag van ten minste een
verbruiker in de installatie wordt de
pomp ingeschakeld. Na het
uitschakelen van de brander werkt de
naloopfunctie.
Zonne-energie / MF
Aanduiding
FUNC RELAIS (1-4)
MF(1-4) T-NOM
MF(1-4) HYST
FUNCTIE F15
02 = Circulatie (tijd)
Schakeling van het relais na het
tijdprogramma voor de circulatiepomp
03 = Voedingspomp
AAN:
Bij warmtevraag van een
interne verbruiker
OFF:
Zonder warmtevraag van een
interne verbruiker. Er vindt een
pompennaloop plaats.
05 = Pomp WP1
Het relais kan voor de aansturing van
de ketelpomp voor de warmtebron 1
gebruikt worden.
(Relais schakelt tegelijk met
branderrelais 1; naloop=5 min)
06 = Pomp WP2
Bij gebruik van de regeling voor de
aansturing van twee warmtebronnen
kan het relais voor de aansturing van
de WP-pomp voor WP 2 worden
gebruikt.
(Relais schakelt tegelijk met
branderrelais 2; naloop=5 min)
20 = Temperatuurgestuurde
circulatiepomp
T-CIRCULATIE = retourtemperatuur
van de circulatieleiding
AAN:
T-CIRCULATIE < MF1 T-NOM
UIT:
T-CIRCULATIE >
[MF1 T-NOM + MF1 HYST]
De circulatiepomp wordt ingeschakeld
als de retourtemperatuur onder de
ingestelde grenstemperatuur
(MF1 T-NOM) komt. De pomp wordt
weer uitgeschakeld als de retour-
temperatuur weer boven de hysteresis
(MF1 HYST) komt.
Het ingestelde circulatieprogramma
heeft evenals de instelling "circulatie
met warmwater" voorrang
=> Inschakeling vindt alleen plaats
gedurende de vrijgaveperioden.
Instelbereik
Standaard
00 - 26
00,00,01,02
30°C – 90°C
30°C
2K – 10K
00 - 02
21 = Circulatiepomp via impuls
AAN:
Bij kortsluiten van de
toegewezen voeleraansluiting
UIT:
Na 5 minuten
Bij kortsluiten van de voeleringang
voor de multi-functievoeler wordt de
circulatiepomp gedurende 5 minuten
ingeschakeld. Het inschakelen gebeurt
eenmalig bij het geven van een puls.
Het ingestelde circulatieprogramma
heeft evenals de instelling "circulatie
met warmwater" voorrang
=> Inschakeling vindt alleen plaats
gedurende de vrijgaveperioden.
22 = Integratie van vaste brand-
stofketel
(bijv. in combinatie met 2-traps WP)
T-MF1 of 1-4 = temperatuur van de
vaste brandstofketel
T-BUFFER O = temperatuur van het
boilerbuffervat bij inlaat [F1]
AAN:
T-MF1 > [T-BUFFER O (F1) +
MF1 HYST + 5K]
UIT:
T-MF1 < [T-BUFFER O (F1) +
MF1 HYST]
Opwarmontlasting:
AAN:
T-MF1 > MF1 T-NOM
UIT:
T-MF1 < [MF1 T-NOM – 5K]
De pomp wordt ingeschakeld als de
temperatuur van de vaste brand-
stofketel de temperatuur van het boiler-
buffervat bij de inlaat [T BUFFER O
(F1)] met de hysteresis [MF1 HYST +
5K]overschrijdt. Het afschakelen
gebeurt als de temperatuur 5K onder
deze inschakeltemperatuur komt.
EW
5K
00
51