Bediening
Overzicht van aanduiding / instelwaarden
TIJDMASTER
(Alleen zonder DCF of TIJDMASTER
in het systeem)
00 geen tijdmeester => elk ver-
warmingssysteem heeft zijn eigen tijd.
01 Regelaar is tijdmeester => Alle
regelaars en afstandsbedieningen
nemen de ingestelde tijd over van deze
regelaar.
!
Er is maximaal 1 tijdmeester per
systeem toegestaan!
MAX T-WP 1/2 (Max temperatuur WP)
Beschermt tegen oververhitting van de
WP/ verhindert het aanspreken van de
veiligheidsbegrenzer (STB).
!
Let op: werkt ook bij warmwater-
bereiding.
MIN T-WP 1/2 (Min temperatuur WP)
Vermindert condensaatvorming in de
WP bij geringe warmtevraag. De WP
wordt in alle gevallen op zijn vroegst
uitgeschakeld bij het bereiken van de
WP-minimale temperatuur Min T-WP
+ HYSTERESE (standaard 5K)
(zie ook MODE MIN T).
T-COLL MAX/MIN (alleen bij cascade)
Zie T-WP 1/2 MAX/MIN.
0-10 V functie
Als de regelaar van de WP de ge-
wenste temperatuur via een
spanningsingang default geeft, kan de
0-10V uitgang van de regelaar met de
volgende parameters op de spannings-
ingang van de WP aangepast worden.
Wordt de 0-10 V ingang van de
regelaar voor een temperatuurvraag
gebruikt, dan wordt via dezelfde
parameters de evaluatie van het
aangrenzende signaal vastgelegd.
Spanningcurve (alleen bij 0-10 V
uitgang/ingang)
Hier kan een van de vaste default
spanningscurves of de vrij instelbare
curve 11 voor de configuratie van de
spanningsingang en de spannings-
uitgang geselecteerd worden.
CURVE 11-xx
Mit den Parametern U1, U2, T1, T2
Met de parameters U1, U2, T1, T2 en
UA kan een eigen spanningscurve
gedefinieerd worden.
U = Spanning, T = temperatuur,
UA = WP OFF
U1, T1 => Punt 1 van de
spanningscurve
U2, T2 => Punt 2 van de
spanningscurve
De rechte tussen deze begrenzings-
punten vormt de spanningscurve.
UA => vanaf deze spanning volgt
WP = OFF (Moet buiten de geldige
spanningswaarden liggen)
STARTONTL (opwarmontlasting)
(Niet in het cascadebedrijf)
Verkort het werken in het condens-
gebied. De circulatiepompen worden
uitgeschakeld en de mengventielen
worden dicht gestuurd, tot de ketel de
opwarmtemperatuur heeft bereikt.
MODE MIN T (minimaalbegrenzing
WP)
(Niet in het cascadebedrijf)
Vermindert condensaatvorming in de
WP bij geringe warmtevraag. De WP
wordt in alle gevallen op zijn vroegst
uitgeschakeld bij het bereiken van de
WP-minimale temperatuur Min T-WP
+ HYSTERESE (standaard 5K)
00 = minimaalbegrenzing op
stooklijn
De WP schakelt aan als men onder de
door verbruikers vereiste temperatuur
komt.
01 = minimaalbegrenzing bij
stookbehoefte
De WP houdt bij stookbehoefte
(pompenvrijgave) minstens de
ingestelde minimale temperatuur Min
T-ketel.
02 = permantente minimaal-
begrenzing (24 h)
De WP houdt 24 uur minstens de
ingestelde minimale temperatuur Min
T-WP.
BRANDER DIF (dyn. schakelhysteresis
Stap 1)
met PROG BR DIF (hysteresistijd)
Functie voor het optimaliseren van de
ketelwerking bij wisselende belastingen
van de ketel.
De effectieve schakelhysteresis wordt
na het inschakelen van de brander
binnen de hysteresistijd "PROG BR
DIF lineair van de ingestelde
BRANDER DIF gereduceerd tot de
minimale hysteresis (= 5K).
Geringe warmtevraag
In dit geval geldt de ingestelde hogere
BRANDER DIF. Korte looptijden en
veelvuldig pendelen van de branders
worden voorkomen.
Hoge warmtevraag
Bij langer bedrijf van de branders
(hoge stooklast) wordt de hysteresis
automatisch gereduceerd naar 5K.
Daardoor wordt het verwarmen van de
ketel op onnodig hoge temperaturen
vermeden.
25