Bediening
Overzicht van aanduiding / instelwaarden
22 = Integratie van vaste brand-
stofketel
(bijv. in combinatie met 2-traps WP)
T-MF1 of 1-4 = temperatuur van de
vaste brandstofketel
T-BUFFER O = temperatuur van het
boilerbuffervat bij inlaat [F1]
AAN:
T-MF1 > [T-BUFFER O (F1) +
MF1 HYST + 5K]
UIT:
T-MF1 < [T-BUFFER O (F1) +
MF1 HYST]
Opwarmontlasting:
AAN:
T-MF1 > MF1 T-NOM
UIT:
T-MF1 < [MF1 T-NOM – 5K]
De pomp wordt ingeschakeld als de
temperatuur van de vaste brand-
stofketel de temperatuur van het boiler-
buffervat bij de inlaat [T BUFFER O
(F1)] met de hysteresis [MF1 HYST +
5K]overschrijdt. Het afschakelen
gebeurt als de temperatuur 5K onder
deze inschakeltemperatuur komt.
De pomp wordt ook uitgeschakeld als
de temperatuur van de vaste brand-
stofketel 5K onder de ingestelde
grenstemperatuur [MF1 T-NOM] komt.
De pomp wordt weer vrijgegeven als
de temperatuur van de vaste brand-
stofketel boven de ingestelde
grenstemperatuur [T-MF1 NOM] komt.
Blokkering WP1:
AAN:
T-MF1 > gewenste
WP-temperatuur + 5K en
pomp vaste-brandstofketel =
ON
UIT:
T-MF1 <= gewenste
WP-temperatuur of pomp
vaste brandstofketel = OFF
23 = Integratie zonne-energie
(op MF4 vanwege PT1000 voeler)
T-COLLEKTOR [T-MF4] = temperatuur
van de zonnecollector
T-WW O [F12]= temperatuur van de
warmwaterboiler bij inlaat
AAN:
T-COLLECTOR >
[T-WW O + MF4 HYST + 5K]
UIT:
T-COLLECTOR <
[T-WW O + MF4 HYST ]
De pomp wordt ingeschakeld als de
temperatuur van de zonnecollector de
temperatuur bij de inlaat van de boiler
(T-WW O) overschrijdt met de
hysteresis (MF4 HYST + 5K).
Het afschakelen gebeurt als de
temperatuur 5K onder deze
inschakeltemperatuur komt.
Veiligheid / bescherming van de
installatie:
UIT:
SWW T > MF4 T-NOM
AAN:
T-WARMWATER <
[T-MF4 gewenst – 5K]
De installatie wordt uitgeschakeld als
de temperatuur van de boiler boven de
ingestelde grenstemperatuur (T-MF4
gewenst) stijgt. De pomp wordt weer
vrijgegeven als de boilertemperatuur
5K onder de grenstemperatuur komt.
24 = Retourwater voorverwarming
WP1
T-RETOUR 1 = retourtemperatuur van
de installatie [= T-MF1 of 1-4].
AAN:
T-RETOUR 1 < MF1 T-NOM
UIT:
T-RETOUR 1 > [MF1 T-NOM
+MF1 HYST]
De pomp voor retourwater voor-
verwarming wordt ingeschakeld als de
retourtemperatuur onder de ingestelde
grenstemperatuur (MF1 T-NOM) zakt.
Deze wordt weer uitgeschakeld als de
retourtemperatuur weer boven de
hysteresis (MF1 HYST) komt.
25 = Retourwater voorverwarming
WP2
T-RETOUR 2 = retourtemperatuur van
de installatie
AAN:
T-RETOUR 2 < MF1 T-NOM
UIT:
T-RETOUR 2 > [MF1 T-NOM
+ MF1 HYST]
De pomp voor retourwater voor-
verwarming wordt ingeschakeld als de
retourtemperatuur onder de ingestelde
grenstemperatuur (MF1 T-NOM) zakt.
Deze wordt weer uitgeschakeld als de
retourtemperatuur weer boven de
hysteresis (MF1 HYST) komt.
26 = Retourwater voorverwarming
WP via boilerbuffervat
AAN:
T-BUFFER O [F1] > T-MF1+
MF1 HYST + 5K
UIT:
T-BUFFER O < T-MF1+ MF1
HYST
De klep voor retourwater voor-
verwarming via de boilerbuffervat
wordt opgestart, als de temperatuur
boilerbuffervat-onder [T-BUFFER O]
de retourtemperatuur van de installatie
[voeler 1 of 1-4] met de BRANDER DIF
(MF1 HYST + 5K) overschrijdt. Deze
wordt weer uitgeschakeld als de
temperatuur boilerbuffervat-onder
beneden de retourtemperatuur zakt.
FUNCTIE F15 (voeler functie F15)
00 = omgevingsvoeler voor stookkring
2. Wordt in deze positie nog een
voeler op de impulsingang [IMP]
waargenomen, dan wordt een FBR
geëvalueerd.
01 = 0-10V ingang => voor de
evaluatie, zie parameters SPG_KURVE
in het menu Monteur/Installatie.
02 = Lichtsensor (voor plausibiliteitstest
bij zonne-energie – geen functie in
versie V1).
35