7.
Stel in het gedeelte Ondertekenen en coderen de voorkeuren voor ondertekenen en coderen in.
Tabel 6-7
Instellingen Ondertekenen en coderen
Functie
Ondertekening
Hash-algoritme
Codering
Coderingsalgoritme
Kenmerk voor openbare
sleutel van ontvanger
Gebruik het certificaat met
openbare sleutel van de
ontvanger om de ontvanger
te verifiëren
8.
Selecteer in het gedeelde Melding wanneer gebruikers meldingen over verzonden e-mailberichten
ontvangen. De standaardinstelling is dat het e-mailadres van de aangemelde gebruiker wordt
gebruikt. Als het e-mailadres van de ontvanger leeg is, wordt er geen bericht gestuurd.
9.
Stel in het gedeelte Scaninstellingen de standaardvoorkeuren voor scannen in.
Tabel 6-8
Scaninstellingen
Functie
Formaat origineel
Zijden origineel
Tekst/afbeelding
optimaliseren
Afdrukstand inhoud
Achtergrond opruimen
Donkerte
Contrast
Scherpte
Afbeeldingsvoorbeeld
bijsnijdopties
Randen wissen
Omschrijving
Selecteer of u het e-mailbericht met een beveiligingscertificaat wilt ondertekenen.
Schakel het selectievakje Door gebruiker aan te passen in om ervoor te zorgen dat deze
instelling op het bedieningspaneel van de printer kan worden bewerkt.
Selecteer het algoritme dat moet worden gebruikt voor het ondertekenen van het
certificaat.
Selecteer of het e-mailbericht moet worden gecodeerd.
Schakel het selectievakje Door gebruiker aan te passen in om ervoor te zorgen dat deze
instelling op het bedieningspaneel van de printer kan worden bewerkt.
Selecteer het algoritme dat moet worden gebruikt voor het coderen van het e-mailbericht.
Voer in welk attribuut moet worden gebruikt voor het ophalen van het certificaat met
openbare sleutel van de ontvanger via LDAP.
Selecteer deze instelling om het certificaat met openbare sleutel van de ontvanger te
gebruiken om de ontvanger te verifiëren.
Omschrijving
Selecteer het paginaformaat van het originele document.
Selecteer of het originele document enkel- of dubbelzijdig is.
Selecteer deze optie om de uitvoer van een bepaald soort inhoud te optimaliseren.
Selecteer de manier waarop de inhoud van het originele document op de pagina is
geplaatst: Staand of Liggend.
Selecteer een waarde om vage beelden of een lichte achtergrondkleur uit de achtergrond
te verwijderen.
Selecteer een waarde om de donkerheid van het bestand aan te passen.
Selecteer een waarde om het contrast van het bestand aan te passen.
Selecteer een waarde om de scherpte van het bestand aan te passen.
Selecteer of een voorbeeldweergave van de taak vereist of optioneel is of om deze functie
uit te schakelen.
Selecteer of een taak bijgesneden mag worden en de manier waarop dit moet gebeuren.
Selecteer deze instelling om de breedte van de te wissen randmarges in millimeters of
inches voor de voor- en achterzijde van een taak op te geven.
Methode 2: Geavanceerde configuratie met behulp van E-mailinstellingen
87