1.5.4
Display
Op de display (A) worden technische storingen met foutcodes weergegeven. De display geeft ook extra
informatie of waarschuwingen voor gebruikers weer.
1.6
Veiligheidsmaatregelen
1.6.1
Algemene veiligheidsmaatregelen
•
Zorg dat de omgeving van de automaat droog, schoon en voldoende verlicht is.
•
Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
•
Gebruik alleen reserveonderdelen van Animo.
•
Gebruik alleen door Animo aanbevolen producten.
1.6.2
Tijdens installatie
•
Plaats de automaat horizontaal op werkbladhoogte op een stevig en vlak oppervlak.
•
Zorg voor voldoende ruimte rondom de automaat voor ventilatie.
•
Zorg dat de voor- en achterzijden van de automaat bereikbaar zijn voor onderhoud en reparatie.
•
Sluit de automaat op een geaard stopcontact aan.
•
Breng als de automaat met een vaste voedingskabel wordt geleverd een mechanisme aan voor het
loskoppelen van de vaste bedrading volgens de bedradingsvoorschriften.
•
Controleer of de automaat niet lekt.
•
Plaats de automaat niet in een ruimte waar een waterstraal kan worden gebruikt.
•
Neem lokale voorschriften in acht en gebruik goedgekeurde materialen en onderdelen.
•
Controleer of de gegevens op de typeplaat overeenkomen met het land van gebruik.
•
Plaats de automaat niet in een ruimte waar de temperatuur lager wordt dan 0°C.
De omgevingstemperatuur voor correcte werking ligt tussen 0°C en 40°C.
NL
A
7
OptiVend NG
2016/02 Rev. 0.0