6.2 Bevestigen van universele dakhaken
1. Schuif de pan boven de dakhaak omhoog onder de bovenliggende dakpan. Haak het bovenste verstelbare deel van de
dakhaak achter de panlat en dakpan en plaats de dakhaak in de holling (dal) van de onderliggende dakpan.
Het bovenste verstelbare deel van de dakhaak is minimaal 30 mm en maximaal 65 mm.
2. Draai de torxschroef aan de bovenzijde van de dakhaak aan met een schroefmachine totdat de dakhaak goed aan de
panlat /dakpan vastklemt. Let op! Het aanhaalmoment van de schroefverbinding is 4,5 Nm.
3. Schuif de dakpan boven de dakhaak weer omlaag. Bij sommige dakpannen moet de bovenste pan, met een haakse
slijper of een vijl, worden aangepast aan de dakhaak, zodat de dakpannen weer goed sluiten.*
4. Volg de instructies van de calculator op m.b.t. de onderlinge dakhaak afstand, deze is leidend. Zorg ervoor dat de
dakhaken onderling uitgelijnd zijn.
*Optie: Bij dakpannen met een hoge waterkende rand kan het opvulrubber onder de dakhaak worden geplaatst zodat de
dakhaak netjes afsteunt op de dakpan. Vouw het rubber om tot de gewenste dikte te komen. De opvulstappen zijn 5,10 en
15mm.
Let op! Zorg ervoor dat de klikbeugel op elke universele dakhaak in de juiste stand staat zodat de montagerail horizontaal
aan de dakhaak bevestigd kan worden (zie hoofdstuk 5.3).
3
T30
2
1
4,5 Nm
4
30-65 mm
2/4H
1/4H
2/4H
OPTIE
2/4H
1/4H
Zie calculator
Rev. 11.12.20
HANDLEIDING MONTAGESYSTEEM VOOR SCHUIN DAK MET PANNEN
09