Onderhoud
44
5. Voer het aantal metingen in dat kan worden gebruikt voor de validatiemetingen.
(Standaardwaarde: 3; waardebereik: 2 t/m 10)
6. Selecteer START nadat beide parameters zijn aangepast en de analyser naar de
servicestatus gaat. De resterende tijd wordt in seconden weergegeven.
De UITMODUS wordt ingesteld op VASTHOUDEN.
7. Selecteer ENTER om de analyser aan te passen
a. Schroef de fitting los (item 2) van de monsterslang (item 5) die is aangesloten op
het overloopvat (item 1) en het ventielblok (item 4) op het overloopvat.
b. Schroef de stop (item 3) in de draad van het overloopvat (item 1) en plaats de
monsterslang in een maatbeker (bijvoorbeeld 150 mL) met standaard oplossing
voor de validatie.
Opmerking: Doe de deur van de analyser dicht om stabiele meetwaarden te krijgen.
8. Druk op ENTER om de validatie te starten.
Opmerking: De resterende tijd wordt in seconden weergegeven:
(Afvoerwaarde + meetwaarde)
9. Druk op ENTER om te stoppen.
De resultaten worden weergegeven zodat u ze kunt noteren.
•
De afvoerwaarde en de concentratiewaarde worden afgeteld tot nul.
•
De validatie wordt beëindigd wanneer het proces de servicemodus toont en de
resterende tijd 0 seconden is.
•
De waarden worden voor het aangepaste aantal validatiemetingen in een lijst gezet,
waarvan het gemiddelde wordt berekend en weergegeven.
Opmerking: Het gegevenslogboek neemt de validatiewaarden en de gemiddelde waarde van de
analyser op.
10. Druk op ENTER om verder te gaan.
Opmerking: Druk op START om het verzoek te bevestigen om terug te keren naar het
meetproces of naar de servicemodus.
11. Selecteer ENTER en zet het instrument in de oorspronkelijke analyserconfiguratie.
12. Start de meetmodus of blijf in de servicemodus.
(Afbeelding 19 op pagina
×
5 minuten = resterende tijd/sec
45):