Inhoudsopgave
Advertenties
ijs of door diepe waterplassen).
•
Laat de viamobil nooit, noch ingeschakeld noch uitgeschakeld, zonder toezicht
staan. Als dit niet kan worden vermeden, haal dan het accupack uit de viamobil
om onbevoegd gebruik te voorkomen.
•
Het is mogelijk dat uw aandrijving tijdens langere ritten warm wordt. Probeer
daarom te voorkomen dat u de aandrijving onmiddellijk na de rit aanraakt (bijv. als
de viamobil in de auto moet worden geladen).
•
Elektromagnetische velden, die bijvoorbeeld worden veroorzaakt door mobiele tele-
foons, kunnen de prestatie van de viamobil verminderen. Schakel de aandrijving
daarom uit als in de buurt van de rolstoel met mobiele telefoons wordt getelefo-
neerd.
•
Het bedrijf van de viamobil kan een storend effect hebben op andere installaties,
bijv. op diefstalpoorten in warenhuizen.
Let na een rit met de viamobil op het volgende:
•
Schakel de viamobil onmiddellijk uit als u de rolstoel niet gebruikt. Zo voorkomt u
dat ongewenste rijcommando's worden doorgegeven als u het stuur aanraakt en de
accu zich daardoor ontlaadt.
•
Laad, indien mogelijk, het accupack van uw viamobil na elke rit weer op.
0.2 Hindernissen
Rijd alleen achteruit over hindernissen die hoger zijn dan 3 cm, zoals bijv. stoepran-
den.
•
Zet daarvoor de bedieningsknop van uw rolstoel op de stand "ROL", klap de aan-
drijfwielen met het pedaal (zie hoofdstuk 2.8) omhoog en rijd achterwaarts naar
de hindernis.
•
Trek de rolstoel aan de grepen van de rolstoel achteruit over de hindernis. Trek
nooit aan de grepen van de viamobil.
•
Aansluitend kunt u de aandrijfwielen weer met het pedaal laten dalen, de viamobil
met de bedieningsknop weer in de gewenste snelheid zetten en uw rit voortzetten.
Neem de voorschriften die betrekking hebben op de maximaal toelaatbare hindernis-
hoogte in acht! U treft deze aan in de bij de rolstoel behorende gebruiksaanwijzing.
0.3 Gevaarlijke plaatsen en gevaarlijke situaties
De bediener van de viamobil dient bij het kiezen van de trajecten rekening te houden
met zijn rijvaardigheid en lichamelijke conditie.
Vóór de rit dient hij de toestand van de banden van de viamobil te controleren. Ook
dient hij te controleren of de accu's zijn opgeladen en of de verschillende onderdelen
naar behoren functioneren.
Deze veiligheidscontroles, evenals de eigen rijvaardigheid, zijn vooral in de volgende
situaties van belang:
•
Kademuren, aanlegsteigers, wegen en plekken aan het water, onbeveiligde bruggen
en dijken.
•
Smalle weggetjes, hellende wegen (bijv. oprijplanken, opritten) smalle wegen
langs een afgrond, bergwegen.
•
Smalle en/of hellende/schuin aflopende paden langs hoofdverkeerswegen of in de
buurt van afgronden.
•
Ondergesneeuwde of met bladeren of ijs bedekte wegen of paden.
•
Oprijplanken en hefinrichtingen aan auto's.
•
Stijgingen of afdalingen van maximaal 0% kunnen met de viamobil worden
gereden. Een vereiste is wel dat het profiel van de banden in orde is, de lucht-
druk van de banden van de rolstoel juist is, de toestand van het terrein niets te
wensen overlaat en de nuttige belasting niet hoger ist dan 20 kg.
Bij het nemen van bochten of tijdens het omdraaien op stijgende of dalende tra-
jecten kan het zwaartepunt verschuiven waardoor het risico toeneemt dat de rol-
stoel naar de zijkant overhelt en omslaat. Voer deze rijbewegingen daarom zeer
voorzichtig en heel langzaam uit!
Kijk tijdens het oversteken van hoofdverkeerswegen, kruisingen en spoorweg-
overgangen goed uit. Let er bij het oversteken van rails in straten of aan spoor-
27
Advertenties
Inhoudsopgave
