Gebeurtenissen vastleggen
Er geldt tijdens een bepaalde inschakelperiode geen limiet voor het aantal signalen dat door
individuele activeringen kan worden verzonden. Er worden echter niet meer dan drie
gebeurtenissen van één en dezelfde bron in het gebeurtenislogboek vastgelegd.
Storings- en sabotagecondities
Wanneer een storings- of sabotageconditie optreedt terwijl het systeem is uitgeschakeld,
wordt de waarschuwingsstatus geactiveerd. Dit betekent dat een pulserend geluidssignaal
en/of een visuele waarschuwing op het bediendeel worden gegenereerd. Een gebruiker moet
zijn of haar code op het bediendeel invoeren en op ent drukken. De oorzaak van de storing of
sabotage wordt weergegeven. Gebruik de toetsen A> en <B om door de problemen te
bladeren.
Wanneer in de ingestelde staat een storings- of sabotageconditie optreedt, wordt de conditie
op het bediendeel weergegeven wanneer een gebruiker het systeem uitschakelt.
Storings- en sabotagecondities resetten
Wanneer er een alarm-, storings- of sabotageconditie in het systeem wordt gegenereerd, moet
het systeem worden gereset voordat normaal systeemgebruik kan worden hervat. Storings- en
sabotagecondities kunnen worden gereset indien:
1.
De oorzaak is weggenomen.
2.
Een geautoriseerde PIN of anticode is ingevoerd.
3.
De voorwaarden zijn weergegeven op het bediendeeldisplay na stap 1 en 2
hierboven.
Als een gebruiker niet gemachtigd is om de conditie te resetten, wordt er een tijdelijke banner
weergegeven om aan te geven dat een manager of installateur de conditie moet resetten.
In een systeem dat voldoet aan EN50131 Graad 3, moeten de meeste storings- en
sabotagecondities met een PIN van installateursniveau worden gereset. Als alternatief kan
een door het alarmmonitoringcentrum verstrekte anticode worden gebruikt om het systeem te
resetten, afhankelijk van de oorzaak en de configuratie van het systeem.
Storings- en sabotagecondities negeren bij het
inschakelen
Als het systeem niet kan worden gereset vanwege een openstaande storings- of
sabotageconditie, kan het mogelijk zijn de conditie te negeren en het systeem toch in te
schakelen. Dit is afhankelijk van de machtiging van de gebruiker en het type openstaande
conditie.
Openstaande condities worden weergegeven als wordt geprobeerd het systeem in te
schakelen en de inschakelprocedure wordt gestopt. Als de conditie door de gebruiker kan
worden genegeerd, wordt echter het bericht ent=INSCHAKELEN weergegeven. Als
vervolgens op ent wordt gedrukt, wordt de conditie slechts voor één inschakelperiode
genegeerd en wordt de negeringsactie voor die gebruiker vastgelegd. De conditie wordt
opnieuw van kracht wanneer het systeem weer wordt uitgeschakeld.