Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Instellingen Berekenmodus; Een Gesimuleerde Locatie Instellen; Instellingen Voor Draadloos Netwerk; Instellingen Hulpsysteem Voor De Bestuurder - Garmin DRIVESMART 55 Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor DRIVESMART 55:
Inhoudsopgave

Advertenties

Berekenmodus: Hiermee stelt u de methode voor
routeberekening in.
Te vermijden: Hiermee stelt u in welke wegonderdelen u op
een route wilt vermijden.
Aangepast vermijden: Hiermee kunt u opgeven welke
specifieke wegen en gebieden u wilt vermijden.
Tolwegen: Hiermee stelt u voorkeuren in voor het vermijden
van tolwegen.
Tol en kosten: Hiermee stelt u voorkeuren in voor het vermijden
van tolwegen en tolvignetten.
OPMERKING: Deze functie is niet in alle regio's beschikbaar.
Milieuzones: Hiermee stelt u uw voorkeuren in voor te
vermijden gebieden waarin milieu- of uitstootbeperkingen
gelden die van toepassing zijn op uw voertuig.
Beperkte modus: Hiermee schakelt u alle functies uit die veel
aandacht van de gebruiker vragen.
GPS Simulator: Hiermee stelt u in dat het toestel geen GPS-
signalen meer ontvangt, waarmee u de batterij spaart.

Instellingen berekenmodus

Selecteer Instellingen > Navigatie > Berekenmodus.
De routeberekening is gebaseerd op de snelheidsgegevens van
een weg en de versnellingsgegevens van een voertuig voor een
bepaalde route.
Snellere tijd: Hiermee berekent u routes die sneller worden
afgelegd, maar mogelijk langer zijn.
Kortere afstand: Hiermee berekent u routes die korter zijn,
maar mogelijk langzamer worden afgelegd.
Offroad: Hiermee berekent u een rechte lijn van uw huidige
locatie naar uw bestemming.

Een gesimuleerde locatie instellen

Als u zich binnenshuis bevindt en het toestel ontvangt geen
satellietsignalen, kunt u de GPS-simulator gebruiken om routes
te plannen vanaf een gesimuleerde locatie.
1
Selecteer Instellingen > Navigatie > GPS Simulator.
2
Selecteer Bekijk kaart in het hoofdmenu.
3
Tik twee keer op de kaart om een gebied te selecteren.
Het adres van de locatie wordt onder in het scherm
weergegeven.
4
Selecteer de beschrijving voor de locatie.
5
Selecteer Stel locatie in.

Instellingen voor draadloos netwerk

Met de instelling voor draadloos netwerk kunt u Wi‑Fi
netwerken, gekoppelde Bluetooth toestellen en Bluetooth
functies beheren.
Selecteer Instellingen > Draadloze netwerken.
Bluetooth: Hiermee schakelt u Bluetooth draadloze technologie
in.
Naam gekoppeld toestel: De namen van gekoppelde Bluetooth
toestellen worden in het menu weergegeven. U kunt een
toestelnaam selecteren om de instellingen van Bluetooth
functies voor dat toestel te wijzigen.
Zoek toestellen: Hiermee zoekt u naar nabije Bluetooth
toestellen.
Toestelnaam: Hiermee kunt u een toestelnaam invoeren ter
identificatie van uw toestel op andere toestellen met
draadloze Bluetooth technologie.
Wi-Fi: Hiermee schakelt u de Wi‑Fi radio in.
Opgeslagen netwerken: Hiermee kunt u opgeslagen
netwerken bewerken of verwijderen.
18
Zoek naar netwerken: Hiermee kunt u Wi‑Fi netwerken zoeken
in de omgeving
pagina
20).

Instellingen hulpsysteem voor de bestuurder

Selecteer Instellingen > Hulp voor de bestuurder.
Waarschuwingen voor bestuurders: Hiermee kunt u
waarschuwingen voor naderende zones of verkeerssituaties
in- of uitschakelen
bestuurder, pagina
Snelheidswaarschuwing: Waarschuwt u wanneer u de
maximumsnelheid overschrijdt.
Pauzeplanning: Herinnert u eraan om een pauze te nemen en
toont komende diensten als u langere tijd hebt gereden. U
kunt de pauzeherinneringen en de suggesties voor
naderende diensten in- of uitschakelen.
Gevarenzonealarm: Waarschuwt u wanneer u een flitser of
roodlichtcamera nadert.

Gevarenzonealarminstellingen

OPMERKING: Gevarenzonealarmen worden alleen
weergegeven wanneer u eigen nuttige punten (POI's) hebt
geladen.
OPMERKING: Deze functie is niet in alle regio's beschikbaar.
Selecteer Instellingen > Hulp voor de bestuurder >
Gevarenzonealarm.
Audio: Hiermee kunt u het type alarm instellen dat klinkt
wanneer u een gevarenzone nadert.
Waarschuwingen: Hiermee stelt u het type gevarenzone in
waarvoor een alarm klinkt.

Instellingen voor de achteruitrijcamera

Met de instellingen voor achteruitrijcamera's kunt u gekoppelde
Garmin camera's en camera-instellingen beheren. Dit menu
verschijnt alleen op uw navigatietoestel als het toestel is
verbonden met de ontvangerkabel van een draadloze camera.
Zie de gebruikershandleiding van uw achteruitrijcamera voor
meer informatie over het koppelen van camera's en camera-
instellingen. Ga naar
Garmin achteruitrijcamera wilt aanschaffen.
Selecteer Instellingen > Achteruitrijcamera en selecteer een
gekoppelde camera.
Koppeling verwijderen: Verwijdert de gekoppelde camera. U
moet de camera opnieuw koppelen voordat u de beelden
ervan opnieuw kunt weergeven met dit toestel en deze kabel.
Wijzig naam: Hiermee kunt u de naam van de gekoppelde
®
camera wijzigen.
Begeleidingslijnen: Hiermee kunt u begeleidingslijnen
weergeven of verbergen, en de positie ervan wijzigen.

Scherminstellingen

Selecteer Instellingen > Scherm.
Kleurmodus: Hiermee stelt u de dag- of nachtkleurmodus in.
Als u de optie Auto selecteert, schakelt het toestel
automatisch over naar dag- of nachtkleuren op basis van de
tijd van de dag.
Helderheid: Hiermee stelt u de helderheid van het scherm in.
Time-out voor scherm: Hiermee stelt u de periode in waarna
het toestel in de slaapstand gaat wanneer u batterijvoeding
gebruikt.
Schermafdruk: Hiermee maakt u een opname van het
toestelscherm. Schermafbeeldingen worden op het toestel in
de map Schermafdruk opgeslagen.
(Verbinding maken met een Wi
(Functies voor het waarschuwen van de
2)
garmin.com/backupcamera
Garmin DriveSmart instellingen
‑ Fi netwerk,
als u een

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Drivesmart 65Drivesmart 71

Inhoudsopgave