❏ Netwerkinstellingen
Volg onderstaande stappen om de apparaatnaam en IP-adres
te controleren en te configureren; deze zijn nodig om met de
scanner verbinding te maken met een netwerk.
ATTENTIE
• De apparaatnaam is de naam die wordt gebruikt om de
scanner op het netwerk te identificeren. Standaard is deze
ingesteld op de 14 alfanumerieke tekens die het SF+MAC-
adres vormen. Wanneer u deze instelling wijzigt, dan dient u
ervoor te zorgen dat de naam uniek is, d.w.z. dat hij
verschillend is van alle andere apparaatnamen op het
netwerk.
• Standaard wordt het IP-adres automatisch toegewezen door
de DHCP-server. Wanneer u geen DHCP-server gebruikt,
dan maakt u het aankruisvakje [DHCP-server inschakelen]
leeg en voert u een vast IP-adres in. Neem voor nadere
informatie contact op met uw netwerkbeheerder.
• Wanneer u het webmenu gaat gebruiken, dan voert de
apparaatnaam of het IP-adres in als webadres. Schrijf zowel
de apparaatnaam als het IP-adres ergens op zodat u ze niet
kunt vergeten.
1.
Druk op [Beheerdersinstellingen].
Het invoervak [Beheerderswachtwoord] verschijnt.
2.
Druk op [OK] om het scherm [Beheerderinstellingen]
weer te geven.
Standaard is er geen beheerderswachtwoord ingesteld.
3.
Druk op [Netwerkinstellingen].
15